Herman
Brusselmans schrijft elk jaar minstens twee boeken. Zelf vindt hij dat niet
veel. Vorig jaar verscheen onder de grappige titel ‘Hij schreef te weinig
boeken’ zijn vijfenzeventigste boek. Het is een dikkerd van meer dan 800
pagina’s.
‘Hij
schreef te weinig boeken’ is een dagboek. Het speelt in 2016/2017. Op de kaft
staat in kleine letters ‘roman’ vermeld, maar de hoofdpersoon in het boek heet
Herman Brusselmans en heeft alle kenmerken van de schrijver Herman Brusselmans.
Zelf schrijft hij over een te schrijven boek. “Nou ja, non-fictie of een roman,
wat maakt het uit, zolang de woorden maar geschreven zijn met m’n eigen bloed dat
bij herinneringen uit mijn eigen ziel is gesijpeld.”
Brusselmans
vertelt over zijn dagelijkse beslommeringen: schrijven van columns, kijken van
films, drinken van kopjes Nespresso, uit eten gaan in het buurtrestaurant Aba
Jour en het roken van eindeloos veel sigaretten. Maar vooral schrijft hij over
zijn twee vrouwen: zijn ex en goede vriendin Tania en zijn huidige
vijfentwintigjarige vriendin Lena.
Vrij
expliciet vertelt hij over alle seks die zij hebben, maar intiemer zijn de
ruzies die hij beschrijft. Voortdurend twijfelt hij. Lena woont in Brussel. Zij
zien elkaar bij optredens, maar vooral in Gent, thuis bij Brusselmans. Is zij
er niet, dan wacht hij op haar berichten. Als zij niet reageert op een bericht
of op een televisieoptreden waar hij over haar sprak, dan begint het te malen
bij hem. “Uit niets blijkt dat Lena de uitzending gezien heeft. Ofwel het kan
haar niet schelen dat ik wel of niet over haar praat op tv. Het blijft een vreemd
meisje, en ik vraag mij geregeld af hoe een vreemd meisje mij kan helpen bij
het leiden van een leven, mijn leven.
Hoe ik haar kan helpen bij het leiden van het hare, daar heb ik ideeën over,
maar het heeft, denk ik, weinig zin om die ideeën aan Lena te verkondigen. De
liefde is een doolhof, en ieder doolhof heeft een ingang en een uitgang, maar
of de liefde die ook heeft, ik twijfel eraan.”
De ruzies
later in het boek zijn heftig en duren soms urenlang. Hij vraagt zich af waarom
zij haar nummer geeft aan mannen die zij toevallig ontmoet. Zij maakt een
verkeerde opmerking in zijn ogen en een ruzie is geboren. Die jaloezie blijft
hem achtervolgen, vooral als zij er niet is en hij ’s nachts op zijn Ikea-bank
zit te roken. Brusselmans leeft ’s nachts en gaat meestal pas rond 6 uur naar
bed. Hij probeert zijn gedachten in te tomen, want niets wijst erop dat Lena
het aanlegt met andere mannen. “Ofschoon ik de knop heb omgedraaid komt er af
en toe een slijmerige klont twijfelzucht vanonder een steen geglibberd.” Elders
schrijft hij, “Lena en ik hebben totaal verschillende karakters, zijn totaal
verschillende persoonlijkheden, en zijn als individuen ongeveer als water en
vuur, maar we redden het ondertussen al bijna een jaar met elkaar…”.
Deze
voortdurende twijfel en de herhalende elementen – vlootjes yoghurt eten, het
noemen van het aantal gedronken kopjes koffie, de tv-uitzendingen, de ritjes met
TaxiWilly, het drumstel, de whatsApp-berichten – maken dat je tijdens het lezen
in een soort roes komt, waarbij je het gevoel hebt dat je heel dicht op zijn huid
zit. De kracht zit in de herhaling. Mooi is dat Brusselmans dit telkens weer
doorbreekt met een absurd verhaal. Een ontmoeting op straat of bij een optreden
mondt zomaar uit in een verhaal over klompvoeten, rolmopsen, een biljartbal in
iemands neusgat of een erotische ontmoeting met twee meisjes waarbij een straal
diarree de pret bederft. Sowieso heeft Brusselmans iets met pis en poep. Om de
haverklap moet er een personage achter een struik schijten.
In deze anekdotes
gaat het vaak over zijn jeugd. Hij groeide op in Hamme, in de wijk Theet. Hij
wordt dan nostalgisch, denkt terug aan de muziek die hij toen ontdekte en
vertelt verhalen over zijn opa. De roman die hij hierover gaat schrijven heet
Theet 77. Hij noemt het een onvermijdelijke roman. Het zal zijn laatste boek
worden. Maar eerst schrijft hij nog wat andere boeken. Ouder worden is iets waar
hij voortdurend aan denkt. Hij nadert de zestig en wil het dan rustiger aan
doen, het gaat dan met half-pensioen.
Brusselmans
houdt de Vlaamse en Nederlandse literatuur goed bij. Griet op de Beeck en Lize
Spit noemt hij vaak, meestal in een vreemde en seksistische context. Jeroen
Olyslaegers voert hij consequent op als een dwerg met een grote baard. Over
anderen schrijft hij serieuzer. Kwaadschiks van A.F.Th. van der Heijden houdt
hem in de greep. Hij is uiteindelijk positief over het boek. ‘De hemelse tafel’
van Donald Ray Pollock vindt hij prachtig. Cocaine van Skorobogatov vindt hij
niks, net als Pussy album van Stelle Bergsma.
In 2016 is
Brusselmans op het Lezersfeest in Rotterdam. Hij noemt de bibliotheek waar het
feest zich afspeelt immens. Na afloop van zijn optreden komt er een drieëntachtig
jaar oud vrouwtje naar hem toe en zegt: “Dit was vies, dit was het goorste wat
ik ooit gehoord heb.” Brusselmans vindt het erg guitig.
Na zo’n
avond komt hij na een lange rit met zijn vaste chauffeur thuis en gaat zitten.
“Ik zit op de Ikea-bank en hoop van alles het beste.” Het valt niet mee: alle
optredens, iedereen die iets van hem wil, hij moet weer de clown uithangen, de
stomme pipo’s die hem aanklampen en de meest stomme vragen stellen. Hij
reageert vaak laconiek, maakt een grapje. Maar voor je het weet voelt iemand
zich weer beledigd. Naar het einde van het boek wordt Brusselmans steeds
somberder, zowel over zijn eigen leven als over de wereld. “Vergeet niet dat we
in de eenentwintigste eeuw leven en dat die de allerlaatste der eeuwen is.”
‘Hij
schreef te weinig boeken’ is een bijzonder boek. Het is hallucinerend vanwege
de herhaling, met de juiste doses absurde verhalen erin. En je hebt het gevoel
naast hem op de bank te zitten. Het is het beste wat Brusselmans in jaren heeft
geschreven. Hij zou er een grote prijs voor horen te krijgen. Het boek kreeg
echter weinig aandacht in de literaire pers. Gelukkig trekt de schrijver zich
steeds minder aan van wat anderen van hem vinden. Inmiddels is hij zestig
geworden. Wat heeft hij nog te verliezen?
“Hoe ouder
je wordt, hoe ruimtelijker je je kop moet houden. Ballast verliezen, dat is het
belangrijkste wat er is als je eenmaal boven de vijfenvijftig jaar komt en de
dood je gezelschap wordt, zij het eerst nog op de achtergrond, maar de
voorgrond spreidt het matrasje voor de man met de zeis, die niks anders moet
doen dan genoeglijk achterover leunen, op een bepaald moment met de vingers
knipt, en hopla, je gaat zonder verder omhaal de oneindigheid in, en je eigen
plaatsje op je eigen Ikea-bank zal voor altijd leeg blijven.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten