De novelle ‘Zwaarbewaakte
treinen’ is het eerste werk van Hrabal dat in Nederlandse vertaling verscheen.
Hij schreef het verhaal in 1965. Twee jaar later was deze uitgave er.
Het verhaal
speelt aan het eind van de Tweede Wereldoorlog op een klein Tsjechisch
treinstation, nabij de Duitse grens. De verteller is Milosch Hrma, een leerling
bij de spoorwegen. Hij beschrijft het stationsleven, de passagiers die urenlang
in de wachtkamer op hun aansluiting wachten en het voorbij rijden van gewone en
zwaarbewaakte treinen. Vooral vertellen hij en zijn collega’s sterke verhalen aan
elkaar. De verhalen gaan soms over directe collega’s, zoals dienstleider,
tevens perronchef Hubitschka. Milosch krijgt bijvoorbeeld opdracht om ’s nachts
het spoor in de gaten te houden terwijl Hubitschka zich met een dame terugtrekt
in het kantoor van de stationschef.
Iedere
medewerker heeft een titel en probeert op te klimmen in de wat onduidelijke
hiërarchie van het spoorwezen. Tijdens een controle valt Hubitschka door de
mand. Zijn uniform zit onder de duivenstront, wat normaal is, want hij houdt
een duiventil. De vogels zitten graag op zijn hoofd en zijn schouders.
De
inspecteur is vooral geschokt door een voorval met telegrafiste Svata. Eens had
zij zin om languit op de tafel te gaan liggen. Met haar instemming trok
Hubitschka haar broekje uit, waarna de perronchef haar achterwerk bestempelde
met stempels van de spoorwegen. De inspecteur noemt het een schandvlekking van
de Duitse taal. De stempels bevatten namelijk voor de helft Duitse woorden. “En
dat betekent ontering”. Ondertussen rijden er zwaarbewaakte treinen voorbij met
gewonde soldaten, vluchtelingen en door ondervoeding mishandelde dieren.
De
combinatie van vrolijke anekdotes en gruwelijkheden maakt deze korte roman
bijzonder. Hrabal hanteert een lichte toon. Zijn verhaal verspringt telkens. Na
een sterk verhaal volgt een ontboezeming van Milosch. Hij vertelt over zijn
zelfmoordpoging of over het mislukken van de vleselijke liefde. Dan heeft hij op
zeker moment een afspraak met een meisje. Hij benadert de vrouw van de
stationschef, die in de kelder ganzen houdt en deze regelmatig wreed de kop
omdraait. Hij vraagt de bejaarde vrouw of hij bij haar mag oefenen in de
liefde. Zij wijst hem af.
Dierenleed
is een thema bij Hrabal. Ook in andere boeken beschrijft hij pijnlijk langdradig
wreedheden bij dieren. In dit verhaal arriveert er een transport met vee dat al
twee weken onderweg is. Er steken poten en horens uit. Alle dieren hebben de
snotziekte. Verschillende liggen er dood. Schapen eten elkaar de vacht van het
lijf. Milosch is van streek door deze
aanblik. Hrabal koppelt er direct een reeks vergelijkbare dierenverhalen aan
vast, om bij de volgende alinea weer een lichtvoetige anekdote te vertellen.
Zo slingert
dit prachtige verhaal naar de ontknoping toe, waarbij Milosch zonder te
twijfelen instemt met het plegen van een aanslag op een Duitse munitietrein. Om
de stijl en de humor van Hrabal te illustreren tot slot een beschouwing van een
machinist, over natuur.
“De natuur
kan me gestolen worden, in de natuur beweegt zich alles veel te veel. Wanneer
ik naar de natuur zou schilderen, zou ik alles moeten verkleinen. Eén keer heb
ik me door de natuur te pakken laten nemen, toen leende ik van school een
opgezette vos en zette hem in een bosje tussen de bladeren, maar nog voordat ik
begonnen was hem te schetsen, kwamen er twee honden aangerend en scheurden de
vos aan stukken! Drie honderd kronen foetsie! Nee, de natuur kan me gestolen
worden!”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten