Al Galidi
is de schrijver van ’Hoe ik talent voor het leven kreeg’, het verhaal over
Semmier die negen jaar wacht in een asielzoekerscentrum roman. Hij schrijft even
mooie poëzie. ‘Koelkastlicht’ is zijn achtste bundel. Hij is genomineerd voor
de VSB-poëzieprijs.
De bundel
bestaat uit drie delen. Over het eerste deel, getiteld ‘In de koelkast’
schrijft hij: “Vaak zit ik vast. Ben ik krachteloos, gebroken. Kan ik niet
ontsnappen aan gevoelens en gedachten. Ben ik uitgeleverd aan wanhoop.” In zo’n
periode schreef hij dit eerste deel. Het tweede deel, getiteld ‘In het
universum’ schreef hij in een fijne tijd. Het derde deel schreef hij voor de
uitgever, om het boek te kunnen verkopen.
In het
eerste deel is Al Galidi naar binnen gekeerd. “Ik breng mijn tijd denkend door
aan dit / onduidelijke bestaan. / Ik stijg op / en de taal verlaat mij. / Ik
daal af / en de betekenis laat mij achter.”
In het
tweede deel neemt hij een positie in buiten de mensheid: “Morgen / van acht tot
negen uur ’s morgens / zal ik de mensheid bewenen.“ Van achter een raam kijkt
hij naar de aarde. “Ik open het en stel me voor dat de mensheid / dat hele uur
naar mij kijkt, / terwijl ik sta en medelijden met haar heb, / louter omdat ze /
moet bestaan / in een onbegrijpelijke, onrechtvaardige wereld. /
Vanuit dit
goddelijk standpunt beziet hij de wereld, als een dolende ziel. Mensen en
gebeurtenissen passeren zijn blik, hij focust en beschrijft. “Ik zag iets / wat
leek op een vrouw / praten met iets / wat leek op een zee.” Hij neemt afstand
van deze wereld. “Maak je geen zorgen om mij, / er is niets aan de hand. / Het
gaat goed, ik ben alleen maar dood / en ik zal terugkeren naar het leven / als
ik er weer tijd voor heb.”
Een aantal
van de gedichten uit het derde deel van deze mooie bundel gaan over Nederland.
De titels zijn scherp: ‘Drie behoorlijk negatieve gedichten over Emmeloord’,
‘Waarom Nederland geen grote dichter heeft.’ Het gedicht vergadering begint
met: “Waarheen gaat de Nederlander? / Naar een vergadering. / Waar komt hij
vandaan? / Van een vergadering.”
Persoonlijker
zijn de gedichten over zijn vaderland. Tot slot ‘Voor Irak’:
Als je
gedichten wilt,
heb je
rijmende gedichten en ongerijmde.
Als je
liefde wilt,
verlaat ik
alle vrouwen en hou van jou.
Als je
leven wilt,
geef ik je
al mijn celletjes.
Maar Irak,
jij wilt
slechts mijn lijk,
zelfs
zonder een graf te schenken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten