zaterdag 14 januari 2017

René Stipriaan – Ooggetuigen van de rock ‘n’ roll


Ooggetuigen van de rock ‘n’ roll kostte slechts een paar euro en het boek ziet er ook  goedkoop uit. Het is een deel uit een serie boeken waarin een tijdvak of onderwerp (zonder enig commentaar) wordt belicht aan de hand van - vaak anonieme - getuigenissen. Dit deel beslaat 400 hoofdstukjes van mensen die grote popsterren van dichtbij hebben meegemaakt, meestal op belangrijke momenten in hun leven. Zelf zijn de sterren ook aan het woord. 

In de korte inleiding geeft René Stipriaan aan dat het zwaartepunt in zijn boek ligt in de jaren zestig: “en dan vooral in de jaren van ‘ontketening’ tussen 1964-1969.” Het hoogtepunt en het keerpunt is in zijn ogen Woodstock. De creativiteit is er nog wel in de jaren zeventig, maar spontaniteit werd vervangen “door bedachtzaamheid en vooral door handelsgeest.” De mooiste stukken zijn inderdaad die uit de jaren zestig. De meeste ooggetuigenissen gaan naast muziek vooral over drank, drugs en seks.

Als inleiding op de jaren van ontketening gaat Stipriaan ver terug in de tijd. Hij begint bij een Afrikaans dansfeest aan het eind van de 17de eeuw. Interessant wordt het half jaren vijftig bij Chuck Berry en Billie Holiday. De laatste zat nogal eens in de gevangenis wegens heroïnebezit en zei hierover. “Kranten zijn voor één ding goed – ze laten je vrienden weten dat je bent opgepakt.” In dezelfde periode werd Little Richard in Texas opgepakt om zijn lange haar.

Dat maakt dit boek zo leuk om te lezen. Het geeft een tijdsbeeld en het staat bol van de anekdotes. Veel verhalen kende ik al, zoals de zoektocht van Frank Zappa in 1958, naar de slechtste muziek ter wereld: Ionisation van Edgar Varèse of hoe John Lennon de Stones hielp aan hun tweede hitsingle. Krankzinnig is het verslag uit de  tour die de Beatles in 1964 in Canada maakten. Er zaten 20.000 fans opeengepakt in een stadion. Iedereen gilde en de Beatles moesten rennen voor hun leven. Larry Kane schreef: “Toen ik buiten het stadion kwam, zag ik overal slachtoffers van de gekte op de trottoirs liggen.”

Ruzies lijken en vast onderdeel van het samenspelen in een band: CCR, Fleetwood Mac, Oasis, etc. Jimi Hendrix was niet de makkelijkste persoon. Iedereen bewonderde zijn gitaarspel, maar hij vond zichzelf vooral geweldig. Hij wilde tijdens Monterey niet na The Who spelen. En The Who wilde niet na hem spelen. Er werd getost en Hendrix was de terechte winnaar. Tijdens Woodstock was hij de enige die een dubbele gage kreeg. Hij moest dan wel twee dagen optreden.

Mooi van de fragmenten over festivals is dat het goed laat zien dat de meeste rock ‘n’ roll sterren nauw met elkaar omgingen, samen speelden en ongeveer van dezelfde leeftijd waren. Men zag elkaar als onderdeel van een nieuwe generatie en was echt geïnteresseerd in elkaars muziek. Op een hedendaagse festival staan muzikanten van twintig naast zeventigers. De belangen zijn vaak heel verschillend en de agenda’s zitten vol.

Tragisch zijn de sterfgevallen. Uit de verhalen blijkt dat de dood van Jim Morrison, Brian Jones, Janis Joplin en anderen niet uit de lucht kwam vallen. Het leek voor hen wel slecht te moeten aflopen. Morrison was of totaal dronken of verkeerde in een lsd-roes  en was in ieder geval volledig onhandelbaar. Nico ging wat poëtischer om met de drank en de middelen. “Ik lust alleen eten dat in wijn drijft.”

In latere hoofdstukken is er veel aandacht voor het ontstaan van de punk: veel schreeuwen, zuipen, spuiten, kotsen en het stellen van de belangrijke vraag: waar is de punk ontstaan: Engeland of Amerika? Stipriaan besteedt ook enige aandacht aan hiphop, rap en het begin van de house, maar heeft hier duidelijk minder affiniteit mee.

Mooi vond ik het verhaal van Jerry Lee Lewis. Dat was echt een beest. The Killer was altijd gewapend. “Waar zou een jongen uit het Zuiden zijn zonder pistool? Ik bedoel, we hadden allemaal een .38 en we knalden de muren aan stukken.” De kogels vlogen door het kantoor. Hij schoot zelfs een keer een agent de pet van zijn kop. Verderop schrijft hij over mensen die laatdunkend over hem praten: “maar als ze de dagen van Jerry Lee Lewis hebben gemist, hebben ze het allerbeste gemist.”

Het zijn teveel verhalen om hier allemaal aan te halen. In de jaren zeventig gaat het meer en meer om het uiterlijk. Roxy Music en David Bowie bekommeren zich nogal over hun imago. Het dieptepunt qua uiterlijk vertoon las ik in een stuk uit 1987. De zelfingenomen Bono maakte zich zorgen om zijn imago en trok iemand aan in zijn entourage om kledingkasten op te ruimen en hem van kledingadvies te voorzien. Dit had niks meer met rock ‘n’ roll te maken.

In hoeverre alle verhalen waarheidsgetrouw zijn weet ik niet. Het is leuk om te lezen en waarschijnlijk is hier en daar het een en ander aangedikt. Wanneer je alle stukken achter elkaar leest, zie je in vogelvlucht de geschiedenis van de rock ‘n’ roll voorbij komen. Jammer is alleen dat sommige stukken erbarmelijk slecht geschreven zijn. Dat kan aan de vertalingen liggen.

Geen opmerkingen: