woensdag 8 april 2015

Tim Krabbé – De veertiende etappe, 71 wielerverhalen



In de jaren 80 volgde ik de tour de France nauwgezet. In die tijd was er niet altijd ontvangst via de televisie. Tijdens het wachten op beeld las ik ieder jaar de twee boekjes van Tim Krabbé: de Renner en 43 wielerverhalen. De veertiende etappe bestaat uit 71 wielerverhalen, de 43 eerder gebundelde plus 28 ‘nieuwe’ verhalen. Na jaren las ik met veel plezier de bekende verhalen opnieuw.


Krabbé is zelf amateur wielrenner en volgt de wielersport fanatiek. Hij is verzot op lijstjes. Zijn eigen wedstrijden houdt hij nauwkeurig bij: aantallen, tijden, snelheden. De informatie over tourritten is naar zijn smaak te summier. Vooral als de tour een stuk parcours volgt waar hij zelf ‘een tijd heeft neergezet’. Hoeveel sneller gaan de profs over de Col d’Uglas?

Krabbé is niet de enige met een lijstenliefde (of manie). Mensen sturen hem bijvoorbeeld een Wereldklassement Aller Tijden toe. Een lijst die in de tijd van voor de huiscomputer maandenlang rekenwerk vergde. Krabbé houdt ervan, maar hij kan het ook relativeren.

Noem de drie beste sportlieden van de 20ste eeuw? Nico Scheepmaker dacht er vijf seconden over na: Owens, Pelé, Merkx. Dezelfde vraag werd voorgelegd aan 186 sportredacties over de hele wereld: dezelfde uitkomst. Conclusie: “de waarde van de puntentelling staat of valt met haar uitkomst.”

Het samengaan van fanatieke wielerliefde en bespiegelingen met wat meer afstand leveren mooie stukken op. Tim Krabbé schrijft over bekende renners en koersen. Hij schrijft over het wedstrijdrennen zelf, de massasprint, de rituelen, het bijgeloof en de ongeschreven regels (benen scheren!).

Knetemann is een held voor hem. Een van de nieuwe stukken is wat langer en gaat over deze te vroeg overleden held. Krabbé behoorde tot het groepje dat wel eens met hem trainde, de Molenploeg. Daar zag hij op 6 maart 1975 de enorme kracht van de Kneet. Kilometerslang verdedigde hij een voorsprong van 100 meter op een voluit jagende groep met profs en topamateurs. Hij was niet te pakken!

Totaal vergeten is de renner Hutsebaut, door Krabbe ‘de treurige’ genoemd. Anders dan mannen als Jan Raas en Peter Post, had hij zijn naam niet mee. Talent had hij wel. Hutsebaut won bij toeval een aantal belangrijke koersen, maar werd een paar keer bedrogen en verloor het vertrouwen in de wielersport. Hij ging terug naar de fabriek.

Een van de mooiste momenten uit de tourgeschiedenis is de finale in Parijs uit 1989. De laatste etappe was een tijdrit. Greg LeMond lag 50 seconden achter op geletruidrager Fignon. LeMond was de betere tijdrijder en in een zenuwslopende rit dichtte hij het gat en won de tour met 8 seconden voorsprong. Fignon was hierna gesloopt, zijn carrière was ten einde. In 2010 overleed hij op 50-jarige leeftijd. Krabbe weet de tragiek prachtig te beschrijven. Een detail is het sneue paardenstaartje van Fignon. Volgens de aerodynamici heeft dit staartje hem misschien wel de 8 seconden gekost…

In de 43 verhalen schreef Krabbé wel eens over doping. De overdreven reacties op dopinggebruik relativeerde hij met kennis van zaken. Tom Simpson is niet gestorven aan amfetamine, maar aan de combinatie hiervan met hitte, alcohol, uitdroging en de wil om niet op te geven. Na zijn dood werden wel de dopingcontroles verscherpt.

In de nieuwe verhalen keert het thema uiteraard terug. Het kan ook niet anders, de doping - maar vooral de dopinghysterie - heeft de wielersport ingrijpende veranderd. De houding van het publiek is gewijzigd. Vroeger haalde men er de schouders over op. Nu is het een zonde. Het is de maatschappelijke verontwaardiging, die binnen is gedrongen in de wielersport. Het heeft weinig met wielrennen te maken, maar vooral met fatsoen.

Anquetil zei ooit: “laat me met rust, iedereen gebruikt doping.” Dit jaar wordt het vijftigjarig bestaan van de onuitvoerbaarheid van het dopingverbod gevierd. Globaal worden er altijd twee argumenten aangevoerd. Doping is oneerlijk en doping is gevaarlijk en ongezond.

Over oneerlijkheid: Krabbé geeft een simpel en doeltreffend antwoord. “Alles is oneerlijk aan sport; sport is het meten van oneerlijkheden, aangeboren en verworven.”  Trainen, diëten volgen, etc, horen hierbij. Je alles in het leven ontzeggen om te sporten en te winnen, daar gaat het om. Eerlijkheid heeft hier niks mee te maken.

Het vermeende gevaar en de ongezondheid is helemaal een kolfje naar de hand van de moraalridders. Krabbé zegt hierover: “Als de gezondheid vooropstond, dan kwam er maar één maatregel in aanmerking: vrijgeven.” Het risico van medische ondeskundigheid hoeven de renners dan niet meer te nemen.

De zogenaamde epo-doden is onderdeel van de maatschappelijke verontwaardiging. Onderzoekers hebben nooit vastgesteld dat er werkelijk renners aan overleden zijn. Het is vooral een hoop rumoer en laster.

Mismoedig besluit Krabbé het stuk: “De strijd tegen doping is uitzichtloos en niet serieus te nemen… de antidopingbeweging eist gehoorzaamheid aan haar inzichten over wat een betamelijk privéleven is.”

‘De veertiende etappe’ gaat gelukkig niet alleen over doping. Voor elke wielerliefhebber is deze uitgebreide bundel verplichte literatuur. Misschien ga ik dit jaar zelfs de tour weer volgen.

Tot slot, de mooie voorflap staat vol met gekleurde getekende fietsjes. Ik telde ze, inderdaad: 71. Zowel de leeftijd van Tim Krabbé als het aantal verhalen in dit boek.

Geen opmerkingen: