woensdag 12 maart 2025

Kees ’t Hart - De rode olifant


 

Een paar jaar geleden ontdekte ik het werk van Kees ’t Hart en ben hem gaan lezen. De rode olifant, dat onlangs verscheen is het tiende boek dat ik van hem lees. Ik hou erg van de bijzondere personages die hij opvoert en van zijn manier van vertellen, alsof het uit de losse pols geschreven is. In zijn non-fictie schrijft hij veel over zijn liefhebberijen die geregeld uitmonden in obsessies, die hij ook weer goed weet te relativeren. De naamloze hoofdpersoon uit de roman De rode olifant doet hier aan de auteur denken. Hij is gefascineerd door warenhuizen en is adviseur voor winkelgiganten die willen renoveren of vernieuwen. Hij strooit voortdurend met managementtermen die hij niet allemaal serieus neemt. Liever doet hij inspiratie op aan Au Bonheur des Dames van Émile Zola. De roman uit 1883 speelt grotendeels in een Parijs warenhuis, waar de eigenaar Mouret zijn winkelideeën etaleert. 


Het verhaal speelt zich geheel af in het hoofd van de hoofdpersoon die verantwoording aflegt aan een advocaat over iets wat hij misdaan heeft. Wat dat is, lees je uiteraard pas aan het eind van het boek, zo houdt ‘t Hart de spanning erin. Grappig is dat deze warenhuisadviseur zo nu en dan uit het verhaal stapt om aan te geven dat hij te veel uitweidt of er te veel persoonlijke zaken bijhaalt die niets met zijn wandaad te maken hebben. Hij zegt dat zoiets meer in een roman thuishoort en dat dit beslist geen roman is. Hij leest overigens bijna geen romans, behalve dan Au Bonheur des Dames.

 

Het verhaal draait om het gebouw De rode olifant dat werkelijk bestaat en in Den Haag staat. De winkelexpert wordt uitgenodigd door ene H. Fritzen om met hem te komen praten in De rode olifant, op persoonlijke titel, ‘als dat erbij staat springen bij mij alle verkeerslichten gewoonlijk op rood.’ Hier begint hij de mijmeren en te doceren over klanten die zich op een bepaalde manier voordoen, over reclame, over acquisitie, offertes en meer. Hij doet dit om de haverklap en vaak op een hele geestige manier. Hij denkt voortdurend dat hij de ander kan doorzien en beroemt zich op zijn jarenlange ervaring in deze branche. Dit levert mooie passages op, zoals over de informele sfeer in de Coolblue-winkels: ‘Daar staat tegenover dat je in Coolblue-winkels niet meer geacht wordt zomaar rond te zwerven. De doelloze klant wil men uitsluiten, ik ben daartegen, zwerflust is belangrijk. We moeten niet te veel rationaliteit aan klanten toeschrijven. Doelloosheid brengt verlangen op gang, ik zeg dit soort dingen vaak tijdens mijn adviesgesprekken.’

 

Het gaat veel over de zaken van steen die in het verdomhoekje zitten omdat veel mensen online kopen. Daarom is innovatie nodig, maar ook het teruggrijpen op oude wijsheden. De expert strooit met groot plezier allerlei vaktermen in het rond, zoals de klantreis, het inzetten van acquisitiestrategieën, productopstellingen, verticale opslagmogelijkheden, hybride uitstallingen en de encyclopedisch opzet van de retailinrichting. Volgens hem moet een winkel alles laten zien en voortdurend in verandering zijn, dit in tegenstelling tot musea, waar alles in beton gegoten lijkt en zwerven niet mogelijk is. Hij heeft dan ook een grote hekel aan musea en museale inrichtingen. 

 

Het duurt lang voordat hij in gesprek raakt met de heer Fritzen. Ondertussen blijft hij wat opschepperig doorpraten over zijn carrière, zijn klanten en de winkelcentra die hij van binnen en buiten kent. Ook vertelt hij uitvoerig over zijn jeugdvriendin Anna, die in een vergelijkbare sector werkt en waarvan hij denkt dat zij een kantoor heeft in De rode olifant. Hij verlangt ernaar haar terug te zien. Tot zijn verrassing vraagt de heer Fritzen hem een warenhuismuseum op te zetten. Hij probeert zo neutraal mogelijk te reageren, maar gaat toch de deur uit met het idee zich erop te oriënteren. Hiervoor reist hij zelfs af naar Minneapolis, waar het grootste Mall ter wereld zich bevindt.

 

Kees ’t Hart schreef met De rode olifant een bijzonder fijn boek. Hij werkt naar een climax toe, die wat mij betreft niet als een verrassing kwam, en waar ook niet de kracht van de roman in zit. Deze zit vooral in de eindeloze gedachtenstroom van de hoofdpersoon, de heerlijke uitweidingen, geponeerde zekerheden, dan weer de relativeringen, en zo maar verder; ter afsluiting een leuk citaat:

 

‘Zorgvuldig lippenstiften, poederdozen en pennen In de uitsparingen doen, vleien is een beter woord. Ik heb het in de winkels gezien, de tedere zorgvuldigheid ervan, mannen- en vrouwenhanden die met de precisie van een fijnsmid de voorwerpen erin schoven. De erotiek van de display. Hiermee begint de toonbankuitstalling: eerst de displays erop, pas later de etiketten en de prijskaartjes. Onbekend terrein voor klanten, die laten we in de waan dat de toonbankuitstallingen en de displays er altijd al zijn. Van nature. Houd klanten overal buiten. Geef nooit de indruk van maakbaarheid, dat dood de nomadegedachte. De mens is de ware uitstalling.

Geen opmerkingen: