maandag 16 december 2024

Simon Vestdijk – Zo de ouden zongen…


 

Zo de ouden zongen… is in de Verzamelde Romans de tweeënveertigste roman van Vestdijk. Het boek is uit 1965 en verscheen in dezelfde jaren als Het genadeschotJuffrouw Lot en De huisbewaarder, romans die ik met veel plezier heb gelezen. Op de website van de Vestdijkkring wordt de roman in de categorie HA (half-autobiografische romans) geplaatst, een categorie romans die hij vooral schreef in de periode 1949-1957. De bekendste is De koperen tuin. En Zo de ouden zongen… heeft zeker overeenkomsten met deze klassieker. 

Maarten ’t Hart heeft een zwak voor de roman, die gewoonlijk niet tot de meesterwerken wordt gerekend. Hij ziet gelijkenissen met De koperen tuin. Beide romans spelen in een kleine stad in Friesland en draaien om een liefdesverhaal dat begint als de hoofdpersoon een kind is en duurt tot aan het moment dat hij een jongeman is geworden. Een andere overeenkomst is dat een cruciale scène zich afspeelt op de dansvloer. In De Koperen Tuin danst Nol Rieske als kind met Trix Cuperus, een moment waaraan hij zijn hele jeugd terugdenkt. In Zo de ouden zongen… komt hoofdpersoon Roel Starmans op het schoolbal eindelijk nader tot de paar jaar jongere Jantine Schurink.

 

Het verhaal gaat over deze liefdesgeschiedenis, maar het draait bij aanvang vooral om een vete tussen de vader van Roel en aannemer Heslinga. De vader is schooldirecteur in het stadje en huurt een huis bij de aannemer en huisjesmelker. Hij wordt na korte tijd het huis echter uitgezet. Er is geen contract, dus het gezin moet verhuizen, iets wat vooral voor de moeder een grote teleurstelling is. In de jaren die volgen komt het gezin steeds in aanraking met de familie Heslinga. Zo raakt de moeder bevriend met de tweede vrouw van de aannemer. Vader belooft dat hij eens wraak op hem zal nemen, maar in de praktijk komt dat er niet echt van. Zelfs als hij ontdekt dat de aannemer zijn handtekening heeft misbruikt om een bouwproject voor elkaar te krijgen lacht hij hem slechts uit.

 

De vete heeft op Roel echter een veel grotere impact. Het wordt een obsessie voor hem; hij zint op wraak. Hij zit in de klas met een zoon van de aannemer, een vreemde jongen. Zijn gezicht is afschuwelijk: “Het was het gezicht van iemand die al zijn vriendjes zou kunnen zien afslachten, zonder andere zorg dan voor het spatten van het bloed.” Koosje, een oudere zus staat bekend als iemand die jongens in het kruis trapt. Zij kijkt altijd boos. Roel volgt haar soms als zij met een jongen loopt. Op een gegeven moment is er op school een nieuw meisje gekomen. Haar stemgeluid klinkt over het hele schoolplein. Hij noemt haar een luidruchtig wezentje en een boerinnetje. Zij komt van een boerderij en het blijkt een nichtje van Heslinga te zijn; zij woont bij de familie in huis. Roel vindt haar vreemd, maar raakt toch verliefd op haar. Wanneer een klasgenoot het met haar uitmaakt straft hij hem. Hij hoopt dat zij hem zal bedanken hiervoor, maar het duurt nog tot het eind van het schooljaar, op het bal, dat de twee tot elkaar komen. Vanaf dat moment zien zij elkaar na schooltijd zo vaak mogelijk. Uiteraard mag de familie Heslinga hier niets van weten.

 

Hun relatie komt natuurlijk uit en Heslinga gaat met de vader van Roel praten. Jantine wordt naar een andere school gestuurd en verhuisd terug naar de boerderij. Juist op dat moment ligt Roel met griep op bed. Wanneer hij beter is, is zijn geliefde verdwenen van school. Hij wil weten hoe het met haar gaat en of de liefde nog bestaat en probeert via Koosje hierachter te komen. Prompt begint hij met haar een relatie, alweer een Heslinga! Dit lijkt een onbegrijpelijke daad, maar Vestdijk weet het aannemelijk te maken. De relatie met Jantine draait niet alleen om liefde, er zit ook een onderlaag van haat in. Altijd zit de aannemer Heslinga tussen hen in. Ook de relatie met Koosje is dubbel. Hij houdt niet van haar, er is vooral lust, en daarbij vertoont zij sadistische neigingen. Ze is niet bang voor haar vader, want ze weet dingen van hem die hem voor jaren de cel in zouden brengen; ze doelt hier op seksueel misbruik. De seks in de roman is sowieso heel dubbel. De handelingen tussen de stelletjes wordt omfloerst beschreven, maar hier en daar staan opeens hele wrede dingen. Zo zien Roel en Koosje bij het station een verwaarloosd twaalfjarig meisje staan die arbeiders opwacht waarmee zij het voor een paar centen doet.

 

Hoewel er overeenkomsten zijn met De koperen tuin is deze roman minder sterk. De gedachten van Roel gaan soms erg lang door, zonder dat er actie op volgt. Het verhaal is iets te langdradig met zijpaden die weinig toevoegen. Goed zijn wel de cruciale momenten in de roman, zoals de scène op de dansvloer en de klacht van Heslinga over de omgang met zijn nichtje. Vestdijk laat vaak meerdere versies of interpretaties toe bij zulke scènes. Roel trekt er dan conclusies uit, die later weer weersproken worden. Dit spelen met onzekerheid bij Roel en bij de lezer, daar is Vestdijk een meester in. Daarbij zitten er een paar fantastische bijfiguren in de roman, zoals de broer van Jantine en een vriend van Roel, Wim Paardt, een jongen die meisjes op straat probeert aan te spreken. In de roman wordt door de schooljongens nogal gescharreld. Maarten ’t Hart werd hierdoor geïnspireerd en sprak ook zomaar op straat een meisje aan. Tot zijn eigen verbazing ging een meisje grif in op zijn avances:” maar eenmaal op haar studentenkamertje aangekomen, wilde zij enkel bidden en bijbellezen.”

Geen opmerkingen: