vrijdag 2 september 2022

W.F. Hermans – Ongebundeld werk 1988-1995



De Volledige Werken van Willem Frederik Hermans had ik de afgelopen jaren genegeerd. Los van de flinke prijs die je per deel moet neertellen heb ik bijna alles al in één of meerdere versies. Pas onlangs kwam ik erachter dat er enkele delen met ongebundeld werk zijn verschenen. Dit drieëntwintigste deel in de Volledige Werken is het vierde en laatste deel ongebundeld werk, uit de periode 1988-1995. 

Hermans schreef in deze tijd voornamelijk voor NRC Handelsblad en Elsevier, totdat in 1992, respectievelijk 1993 de samenwerking stopte. Ik las de NRC driftig in die tijd. Sommige stukken kan ik daarom nog goed herinneringen. Waarschijnlijk zitten ze ook ergens in mijn krantenknipselarchief. Het verbaasde mij in die tijd dat niet alle stukken uit NRC in boekvorm verschenen. De laatste jaren schreef Hermans incidenteel voor Vrij Nederland en HP/De Tijd. 

 

Het laatste stuk in dit deel is een toespraak bij de voltooiing van Multatuli’s Volledige Werken. De toespraak hield Hermans op 5 maart 1995. Onder de titel staat: oktober 1995. Ik was verrast, want toen leefde Hermans niet meer, maar het is natuurlijk de datum van publicatie. Naast de ruim 550 pagina’s tekst van Hermans bevat dit deel nog 200 pagina’s commentaar en register. Ik was niet alleen verrast door de datering, maar ik was ook sceptisch. Op de eerste pagina van het uitgebreide en vaak informatieve commentaar staat dat Hermans is overleden op 21 april 1995. Dit moet uiteraard 27 april 1995 zijn. Dus zelfs in zo’n mooie en grondige uitgave als de Volledige Werken van Willem Frederik Hermans kan een foutje sluipen. 

 

De inleidende teksten bij de stukken zijn opgenomen in de commentaren en staan niet boven de stukken zelf. Dit is begrijpelijk, want ze werden geschreven door redacteuren, maar soms duurt het even voordat je weet waar een stuk over gaat. Dit heeft ook zijn charme. Hermans heeft de gewoonte om bijvoorbeeld bij een stuk over een kunsttentoonstelling eerst over andere tentoonstellingen, kunstenaars of boeken uit te wijden. Hij komt echter altijd bij het eigenlijke onderwerp uit en kan soms in en paar zinnen dan zijn mening geven. Wanneer je dit werk achter elkaar leest is het meest opmerkelijke zijn geestdrift en zijn liefde voor bepaalde kunstenaars, schrijvers, architecten en filosofen. Je leest zelden een zuur stukje. Wat hij schrijft is informatief en leerzaam. Je wordt meegenomen door zijn enthousiasme en de aangename manier waarop hij schrijft.

 

Hij schrijft veelal over Franse onderwerpen, zoals het werk van Paul Gauguin, Georges Seurat of de art nouveau architect Hector Guimard. Vaak is de aanleiding een tentoonstelling die hij bezoekt. Hij is een groot liefhebber van Art Nouveau, ook wel Jugendstil genoemd. Deze stijl werd lange tijd niet serieus genomen. Veel bouwwerken zijn afgebroken, interieurs werden vernietigd, tot groot ongenoegen van Hermans. De belangstelling ervoor is echter terug. Het slopen van de door Guimard ontworpen metro-ingangen is gelukkig gestopt. In deze stukken van Hermans lees je heel duidelijk zijn afkeer van deze tijd. Dergelijke metro-ingangen zullen niet meer ontworpen worden. Het is te kostbaar, te frivool en weinig commercieel. Hij kijkt bijna nostalgisch terug op een tijd waar er nog waardering en aandacht was voor grote kunst, al ziet Hermans ook wel dat dit een illusie is. Platheid en smakeloosheid zijn van alle tijden. Het is heel verfrissend om dit soort teksten te lezen van iemand met een overtuigd elitair standpunt, die weinig op heeft met hedendaagse kunst en cultuur. 

 

Moderne schrijvers komen niet aan bod en over bijvoorbeeld moderne (pop)muziek schrijft hij nooit. Zijn interesse gaat vooral uit naar de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw. Hij noemt dit de bloeitijd van het optimisme. Wanneer hij over fotografie schrijft, schrijft hij over de begintijd van de fotografie. Zijn favoriete kunststromingen zijn het surrealisme en de art nouveau. Over Multatuli en Van Gogh schrijft hij alsof het tijdgenoten zijn. Andere Negentiende-eeuwers waar hij over schrijft zijn bijvoorbeeld Edgar Allen Poe, Charles Dickens en Sōren Kierkegaard. Verder schrijft Hermans over surrealisten als Max Ernst en de Pool Wacław Szpakowski, de geograaf en schrijver Olfert Dapper, de filosoof Wittgenstein, de Tweede Wereldoorlog en nog veel meer. Bijna ieder stuk las ik met belangsteling. Het volgende deel met ongebundeld werk ligt al klaar om te lezen.

 

Natuurlijk kon Hermans ook tekeergaan tegen dingen die hem niet bevielen. Nederlandse spellinghervormingen en het hedendaagse culturele klimaat in het algemeen verbijsteren hem. Schrijvers die met veel subsidie broddelwerk afleveren maken hem kwaad. Het Nederlands ziet hij als een taal die aan het verdwijnen is. Er komt een soort een soort steenkolenengels voor in de plaats. Hij citeert een denker die zei: “Schrijven is geen beroep, het is een ongeluk.” Hermans voegt hieraan toe. “En ik beweer dat schrijven in het Nederlands niet alleen een ongeluk is, maar zelfs een groot ongeluk. In geen enkel ander taalgebied wordt schrijvers zo razend, zo lafhartig en zo gesubsidieerd het leven zuur gemaakt als in het Nederlandse.”

Geen opmerkingen: