zondag 16 februari 2025

John Cheever – Verscheurde stilte


Ik hou erg van schrijversdagboeken, maar er zijn er weinig die van begin tot eind blijven boeien. Bij mij werkt het meestal zo dat ik een fascinatie heb voor een schrijver en het werk en daarom alles van die persoon wil weten. Voskuil, Mizee en Van Heest zijn daar voorbeelden van. Als zo’n dagboekschrijver in herhaling valt, zeurt en nauwelijks iets meemaakt wat het onthouden waard is, lees ik stug en met interesse door. Bij Verscheurde stilte, de meer dan vijfhonderd pagina’s dagboekaantekeningen van John Cheever (1912- 1982), is er wat anders aan de hand. De tekst zelf is zo fantastisch goed dat, wanneer er niets over hem bekend zou zijn en hij helemaal geen romans en verhalen had geschreven, ik zijn dagboek nog graag zou hebben willen lezen. Het maakt niet uit waar je deze dikke privé-domein openslaat, ieder pagina is goed. De uitstekende vertaling is van Frank van Dixhoorn. Het merkwaardige is dat ik er meer dan een maand over heb gedaan het boek uit te lezen, terwijl ik in twee dagen door een faxenboek van Mizee heen ben.

Robert Gottlieb was de uitgever van Cheever en kende hem goed. Hij maakte de selectie voor dit dagboek, waarvan grote delen eerder in The New Yorker hebben gestaan. De rest van de tekst is een selectie uit de vier miljoen woorden die Cheever aan dagboeken schreef. Gotlieb heeft hierbij samengewerkt met de familie die meegedacht heeft, maar zich ook terughoudend opstelde. Zijn zoon Benjamin geeft in een voorwoord aan dat delen uit dit dagboek voor hem pijnlijk waren om te lezen, omdat zijn vader alles in eerlijkheid opschreef, maar hij vond toch dat het uitgegeven moest worden. De dagboeken waren niet bedoeld om gepubliceerd te worden, maar toen Cheever op latere leeftijd ontdekte dat hij het verhaal van zijn leven had geschreven wilde hij dat ook publiceren.

 

Het dagboek vanaf eind jaren veertig tot aan zijn dood in 1982 is chronologisch opgebouwd en behalve dat het jaartal aangegeven staat boven de bladzijden, staan er geen data boven de teksten. Je maakt vaak niet direct op welke dag van de week of maand van het jaar het is. Hoewel Cheever regelmatig reflecteert over zijn schrijverschap schrijft hij nauwelijks over zijn werk; slechts een paar maal komt de titel van een verhaal voorbij, dat hij bijvoorbeeld heeft herlezen. Hij schrijft ook niet, zoals andere dagboekschrijvers, consequent over dagelijkse routines. Wel gaat het vaak over zijn vrouw Mary waar hij een verstoorde relatie mee had en komen zijn kinderen nu en dan voorbij. Cheever viel zowel op vrouwen als op mannen en worstelde met zijn homoseksualiteit. Vooral in de jaren vijftig was dit niet iets waar je openlijk over kon spreken. Hij heeft moeite met sociale verplichtingen, maar snakt soms ook naar contact. Hij kan zich niet schikken in het normale Amerikaanse leven, maar gaat bijvoorbeeld wel geregeld naar de kerk. 

 

Een ander groot thema is zijn alcoholverslaving. In de loop der jaren begint hij steeds vroeger op de dag met drinken. Aan het eind van een dag schrijft hij: “Na een borrel gaat de tijd aangenaam voorbij.” Maar van schrijven komt dan niets terecht. “De opwinding van alcohol en de opwinding van fantasie lijken veel op elkaar.” Hij probeert hier een evenwicht in de vinden, maar slaagt daar steeds minder goed in. Hij wordt ’s morgens wakker en wil een borrel, soms is het nog maar vijf uur. Zo probeert hij ook een modus te vinden om zowel met zijn vrouw om te gaan en zijn mannelijke partners te blijven zien. Op latere leeftijd slaapt hij apart en praat Mary nauwelijks meer met hem, ook na zijn afkicken en een opname in een kliniek verbetert hun relatie niet.

 

Nu zijn er veel schrijvers die over deze thema’s hebben geschreven, maar de manier waarop hij naar de wereld en naar andere mensen kijkt is gewoon bijzonder. En hij formuleert heel precies. Er staan nauwelijks overbodige zinnen in het boek. Het beste kan ik Cheever uitgebreid citeren.

 

“De kiem van zelfdestructie in het hart is niet groter dan een zandkorrel. Het kan hoofdpijn zijn, een lichte vorm van indigestie, een zwerende vinger; maar je mist de trein van tien voor half negen en je komt te laat voor de afspraak over het verlengen van een van krediet. Een oude vriend met wie je gaat lunchen werkt plotseling op je zenuwen en om het aangename te houden drink je drie cocktails, maar inmiddels is de dag elke vorm, inhoud en betekenis kwijt. Om er nog een beetje aardigheid en zin aan te geven drink je te veel als het borreltijd is, je praat te veel, je probeert de vrouw van een ander te verleiden en tenslotte doe je iets dwaas en obsceens waardoor je de volgende ochtend zou willen dat je dood was. Maar als je na wil gaan hoe je in die afgrond bent gekomen, vind je niet meer dan een zandkorrel.”

 

“Ik vind het niet erg om de geschiedenis in te gaan als een onbelangrijke schrijver, dat is het probleem niet; maar wat ik vreselijk zou vinden is de reputatie van een schrijver die zijn talenten heeft verspeeld in dronkenschap, laksheid, woede en gemelijkheid. Ik heb niet langer te maken met de gewone problemen van armoede, een slecht verlichte kamer, buikpijn. Ik heb te maken met tijd, met alcohol en met de dood.”

 

“Zelfs terwijl ik dit schrijf zie ik de pijnlijke dreiging van verwarring en teloorgang achter de boekenkast en buiten het raam, maar ik ben een man op een stoel en wie doet me wat.”

 

Hij schrijft begin jaren tachtig steeds vaker over ouder worden, ziekte, de naderende dood en geheugenverlies. “Ik lees een beetje Graham Green, vol bewondering voor zijn meesterschap, maar om tien over half zeven heb ik een aanval van geheugenverlies. Ik weet, misschien, wie Ik ben, maar ik weet niet helemaal zeker waar ik ben.”

 

Deze citaten zijn mooi, maar beter is het hem zelf te lezen, want het gaat pas echt werken als je pagina na pagina zulke zinnen leest. Tot slot, hij behield tot vlak aan zijn dood zijn gevoel voor humor en bleef oog houden voor zijn schrijverschap, een voorbeeld: “Mijn vrouw lijkt hedenochtend nog depressiever dan ze al was na mijn eerste epileptische aanval. Wat een mooie zin om een verhaal te beginnen.”

2 opmerkingen:

Erik Scheffers zei

Hoi Alek, een mooie bespreking! Ik heb aardig wat Privé-Domeins gelezen en vind het overgrote deel van de 68 deeltjes die ik in zijn geheel heb gelezen en de 9 die ik gedeeltelijk heb gelezen, tegenvallen. Maar jouw bespreking van het deeltje van John Cheever maakt mij nieuwsgierig, ik denk dat ik dit deeltje op mijn nog-te-lezen lijst ga zetten. Voor mijn stukje over de serie: https://erikleest.blogspot.com/2024/07/de-serie-prive-domein.html
Groetjes, Erik

Alek Dabrowski zei

Dag Erik, het niveau verschilt inderdaad nogal. Er zitten prachtige boeken bij zoals je zelf schrijft: de serie van Paustowskij, maar ook Leautaud, Gerbrand Bakker en Maarten ’t Hart. Wat ik je nog kan aanraden: Claire Goll, Flaubert, Koos van Zomeren en Strindberg.