zondag 27 juni 2021

Pieter van Os – Liever dier dan mens


 

Liever dier dan mens won in 2020 de Libris geschiedenisprijs en was onlangs het Leesclubboek bij het televisieprogramma ‘Brommer op zee’. De geschiedenisprijs is bedoeld voor boeken die geschreven zijn voor een breed publiek. Daar voldoet het boek aan. Van Os vertelt het verhaal van Mala, een meisje dat voor de Tweede Wereldoorlog opgroeide in een Joods orthodox milieu en de Holocaust overleefde door als Volksduitse opgenomen te worden in een gezin van fanatieke nazi’s. Zij leeft nog en Van Os spreekt haar in Amstelveen waar zij nu woont.


Het boek is meer dan een biografie. Van Os bekent in het eerste hoofdstuk al dat hij geneigd is allerlei zijpaden in te slaan. Hij verontschuldigt zich hier zelfs voor tegenover de lezer. Dat is onnodig. Deze context geeft juist een enorme aanvulling op het levensverhaal van Mala, al kun je van mening verschillen over welke keuzes hij hierin maakt. Het onderwerp is namelijk oneindig. Hoe zorgt je voor een goeie balans? In het boek doet Van Os ook verslag van zijn speurtocht: hoe hij tot zijn verhalen is gekomen. Dit geeft de lezer een beeld van de moeilijkheden waar hij tegenaan liep om bijvoorbeeld de levensloop van bepaalde personen te achterhalen. Soms wordt dit gezoek wat langdradig. Wanneer een bezoek aan een archief niets heeft opgeleverd hoeft hij hier voor mij geen drie pagina’s voor uit te trekken.

 

De hoofdstukken geeft Van Os namen van rivieren mee. Dit zijn de plekken waar Mala woonde of waar een zijpad hem naartoe heeft geleid. De proloog heet De Boeg. Dit is de rivier waarlangs hij vaak reed vanuit Warschau en waar hij het landschap probeerde voor te stellen zonder alle flatgebouwen. Hij begint zijn verhaal op het platteland bij een houten schuur waar een varkenskot stond. Hier zaten in de oorlog joden verborgen. ‘Is dit relevant voor je boek?’ Vraagt een Poolse vriendin die mee is als tolk. Zij legt uit dat van de drie-en-een-half miljoen joodse burgers er 250.000 op het platteland trachtten te overleven. Weinigen is het gelukt. Het zijn duizenden verhalen die bibliotheken kunnen vullen. Van Os heeft er slechts één uitgepikt. Het verhaal van Mala is verre van representatief.

 

Mala groeide op in een gezin met acht kinderen. Haar vader had een school aan huis. De verhalen uit haar jeugd zijn wonderlijk. De orthodoxe joden leefden geïsoleerd van de Poolse samenleving. Studeren was heilig. Zij vertelt het verhaal van een fanatiek jongetje. “Veel chassidiem liepen krom van al het zitten en leren, maar bij deze jongen was het wel heel erg: hij zag er als tiener al uit als een oud mannetje.” Mala ging naar een school met zowel joodse als katholieke klassen. Zij kwam in een katholieke klas en liet zich Marilka noemen. Misschien is dit haar eerste verandering van identiteit. Hier leerde ze accentloos Pools spreken en leerde zij Poolse gedichten uit haar hoofd. Later zou dit haar diverse keren redden. Haar vader interesseerde zich totaal niet voor haar opvoeding en opleiding. Zij was immers een meisje. Zo volgde zij jarenlang onderwijs zonder dat hij dat wist.

 

Vanaf november 1940 zat het gezin opgesloten in het getto van Warschau. Mala lukte het ongemerkt het getto uit te komen om op zoek te gaan naar voedsel. Haar voordeel was dat zij een ‘goed uiterlijk’ had: blond haar en blauwgroene ogen. Zij werd nooit als jood herkend. Bovendien had zij geen Jiddisch accent. Voor een jongen was het moeilijker om door de controles te geraken. De broek werd eenvoudigweg naar beneden getrokken om te zien of een jongen besneden was. Aan een meisje werd gevraagd een Pools gebed op te zeggen. Mala kon dit probleemloos. In heel het boek schetst Van Os de dreigingen waar zij voortdurend mee te maken had. Zij was eigenlijk altijd bang. Hierin maakt hij geen onderscheid tussen Duitse en Poolse volwassenen die wreedheden begingen. Vanuit het perspectief van Mala maakte dit ook niet uit. Zij stond als joods orthodox meisje buiten beide culturen. Later leerde zij uitstekend Duits spreken en kon zij zich laten keuren als Volksduitse. Volksduitsers waren volgens de nazi’s Duitsers die in landen ten oosten van Duitsland woonden, vaak al eeuwenlang, en die daar volgens hen onderdrukt werden door de barbaarse bewoners in die landen. De nazi’s redden hen zogenaamd. Zij waren welkom in het Rijk. Mala vertelde dat zij half-Duits was. Met haar uiterlijk en haar taalgevoel werd dit direct geloofd.

 

Mala heeft enorm geluk gehad. Zij kwam te werken op een boerderij onder zeer primitieve omstandigheden. Later werkte zij in een fabriek en op een kantoor. Zij verhuisde verschillende malen, totdat zij in een omgeving was waar niemand haar ware identiteit kende of vermoedde. In de fabriek kreeg zij op een dag antwoord op een brief aan een familielid waaruit duidelijk bleek dat zij joods was. Gelukkig was die dag de man afwezig die alle brieven vooraf doorlas. Een andere keer praatte zij Jiddisch in haar slaap. Iemand hoorde dit en gaf haar aan. Zij werd vastgezet, maar het verhaal werd uiteindelijk niet geloofd. Zij was weer door de oog van een naald gekropen. Want ook al was een beschuldiging onjuist, dat maakte vaak niet uit. Op veel meldingen, soms uit wraak, volgde directe executie. Een Duitse getuige verklaarde later: “Opmerkingen van jaloerse buren waren genoeg voor ons om Polen dood te schieten, samen met hun hele gezin.” Jood of Pool maakte in zo’n geval niet uit. 

 

Interessant is de vraag die Van Os af en toe opwerpt in zijn zoektocht naar een persoon in het verhaal van Mala. Hij wil nagaan of de aangenomen familie van Mala: Gmitriks Pools of Oekraïens was. Deze indeling naar herkomst is typisch iets van na de oorlog. In het hele gebied ten oosten van Duitsland: Polen, Oekraïne, Wit-Rusland, Litouwen, liep dit volledig door elkaar. Joods-orthodoxen onderscheidden zich heel duidelijk, maar of in een boerengemeenschap de gesproken taal Wit-Russisch, Pools of Oekraïens was: waarschijnlijk wisten de bewoners het zelf niet eens en was het vaak een mix. In Poolse steden woonden gewoonlijk grote minderheden Duitsers, Joden, Oekraïners, enzovoorts. De obsessie met ras en nationaliteit bestond niet en werd pas door de Duitsers geïntroduceerd. Niet alleen het uitroeien van de Joodse bevolking, maar ook zoiets als het testen of iemand een Volksduitser was vond tot aan de laatste dagen van de oorlog nog plaats.

 

Van Os spreekt weliswaar vaak over Duitsers of Polen in het algemeen, maar net als Mala dat ziet draait het uiteindelijk om het gedrag van personen. Mala werd door het nazi-gezin liefdevol opgevangen. En zij werd zelfs verliefd op een Duitse militair. Zij is door een Poolse geestelijke geholpen, maar zag ook dat Poolse boeren meer dan bereid waren de nazi’s te helpen bij hun jacht op verborgen joden. Achteraf is vaak de onmogelijke vraag opgeworpen in hoeverre mensen bewust tot wandaden als massamoord kwamen en in hoeverre zij gedwongen werden door de omstandigheden, de druk van de bezetter, wraak als je niet zou meedoen en dergelijke. Hij gaat hier in op het onderzoek van Christopher Browning. Hij onderzocht een moordbataljon dat was samengesteld uit doodgewone, vaak al wat oudere mannen, geen nazi’s. Zij kregen de opdracht om hele dorpen uit te moorden, de joden te ‘ruimen’. Wat Browning ontdekte was dat de mannen die weigerden hieraan gehoor te geven geen straf kregen. Er stond geen sanctie op en een deel van de mannen werd al snel ervan vrijgesteld. De meeste mannen raakten na de eerste keer van slag, maar wendden eraan, zagen het als gewoon werk. Browning onderscheidt drie groepen. De eerste groep bestond uit fanatieke moordenaars, mannen die zichzelf aanmelden. De tweede groep deed simpelweg wat er aan hen werd gevraagd en raakte gewend aan het doden. Een derde groep verzette zich en weigerde. Er volgde geen straf. Van Os geeft zelfs een voorbeeld van een weigeraar die later gewoon promotie maakte. Het is een verschrikkelijk conclusie die je kunt trekken: dat mensen kennelijk tot de meest vreselijke dingen in staat zijn en hier niet door ideologie en fanatisme door geprikkeld hoeven te worden. Ze doen het gewoon!

 

De wereld na de bevrijding die Van Os beschrijft is weinig rooskleurig. De joodse gemeenschap was weggevaagd, maar veel Polen en Duitsers kon het weinig schelen. Sterker nog, het antisemitisme was zeker niet verdwenen. Hij geeft hier talloze voorbeelden van. Daarbij is het duidelijk dat het hele gebied: Duitsland, Polen, Oekraïne, Wit-Rusland verarmd was en in puin lag. Bandieten trokken er rond en guerrilla-achtige groepen vochten een achterhoedegevecht tegen de nieuwe bezetters, de communisten. Ex-kampbewoners zochten een weg naar huis. Velen zagen dat er geen thuis meer was. Vanwege de grensverleggingen werden miljoenen Polen en Duitsers gedwongen een paar honderd kilometer naar het westen te verhuizen. Er was nog enorm veel geweld. Van OS geeft een klein voorbeeld van een voetbalwedstrijd is 1947. Een speler zou Duits hebben gesproken. Bij de vechtpartij die volgde vielen tientallen doden. 

 

Een specifieke vorm van geweld die ook niet was verdwenen was de pogrom. De anti-Joodse houding viel vaak samen met anticommunisme. Joden werden in Polen regelmatig beschuldigd van samenwerking met de Sovjets. Dit leidde tot spontane of georganiseerde uitbarstingen van geweld. De pers in de opnieuw bezette gebieden schreef er niet over. Mala was intussen getrouwd. Met haar man Nathan vond zij eerst een plek in een joodse gemeenschap. Later konden zij door illegaal de grens over te steken naar Israël emigreren. Haar familie was volledig uitgeroeid.

 

In de laatste hoofdstukken gaat Pieter van Os nog in op de situatie in Israël in de eerste jaren na de oorlog. Het is een politiek wespennest en het is lastig om hier objectief over te schrijven. Mala en Nathan werkten zich langzaam op uit de armoede. Hij ging werken bij de vliegtuigmaatschappij El Al. Later vestigden zij zich in Nederland. Opmerkelijk is dat Mala terugkijkend op haar leven geen haatgevoelens heeft naar de mensen die haar dood wensten. Zij had zelf diverse identiteiten aangenomen en had ook aardige Duitsers ontmoet, zelfs aardige nazi’s. Een vriendin die niet wist dat zij joods was, was zeer antisemitisch. Mala was bang voor haar maar zag geen reden haar rassenhaat te beantwoorden met haat. Liever dier dan mens is een bijzonder boek over een heel bijzonder mens. 

Geen opmerkingen: