zondag 13 oktober 2019

Karel van het Reve – Geschiedenis van de Russische literatuur


Het is denk ik de derde keer dat ik deze geschiedenis van de Russische literatuur lees; het kan ook de vierde keer zijn. De eerste druk is uit 1985. In 2014 verscheen de geïllustreerde uitgave. Ondanks de twintig jaar die er liggen tussen de vorige en deze lezing wist ik mij bepaalde passages uit het eerste hoofdstuk vrij precies te herinneren. Karel van het Reve geeft hier een verantwoording waarom hij dit boek heeft geschreven. Zoals bekend moest hij niets hebben van allerlei literair-wetenschappelijke analyses. Ook zegt de Russisch literatuur niets over het Russische leven of de Russische ziel.

Zo werpt hij meer bezwaren op tegen het schrijven van dit boek en komt hij tot de conclusie dat er maar één geldige reden is, “en die reden is niet het nut dat zo’n boek zou kunnen afwerpen, maar de aardigheid die de schrijver heeft gehad in het maken en die de lezer zou kunnen hebben bij het lezen. De rest is onzin.” De aardigheid zit vooral in de nuchtere schrijfstijl van Karel van het Reve en zijn oog voor opmerkelijke details en rare gewoontes van schrijvers. Maar voor mij heeft dit boek meer betekend. Ik leerde er veel nieuwe namen uit de Russische literatuur door kennen. Het heeft mij enorm gestimuleerd om meer te lezen.

Het zwaartepunt van het werk ligt op de negentiende eeuw, de Gouden Eeuw van de Russische literatuur. Van het Reve stopt bij Anton Tsjechov. De eeuwen voor Poesjkin behandelt hij in vogelvlucht. Ik geef een voorbeeld van zijn manier van vertellen aan de hand van Krylov (1769-1844), de Russische La Fontaine. In drie en een halve pagina schrijft Van het Reve dat Krylov aanvankelijk geen succes had, totdat hij fabels ging schrijven. Hij werd alom bekend en bleef dat tot aan de dag van vandaag. Inhoudelijk is het enige wat hij erover zegt dat de fabels ten onrechte als boers werden gezien. 

Aan de persoon Krylov besteedt hij veel meer woorden. Als vijftienjarige schreef hij al een libretto voor een opera. Vrienden bezorgden de volwassen Krylov een functie in de openbare bibliotheek, die toen gefrequenteerd werd door slechts drie mensen. Hij werkte er bijna dertig jaar en bracht zijn tijd er vooral slapend door. Krylov was sterk, hij zwom in ijskoud water. Hij hield van brand en van goochelen. Hij leerde op latere leeftijd Grieks, louter om te bewijzen dat hij dat nog kon op zijn leeftijd. Hij kon zeer veel eten. “Hij moet tachtig a honderd oesters achtereen hebben kunnen eten, besproeid met bier.” Het eten werd zijn dood. Nadat hij als souper een kwartelstampot at, begaf zijn lichaam het, waarschijnlijk vanwege het overvloedige gebruik van boter. In de Engelse Pub waar hij heel vaak kwam toonde men lang na zijn dood nog de vetvlek op de muur waar zijn hoofd altijd tegenaan lag. 
Ik lees dit soort verhalen met veel plezier. Maar het boek blijft niet steken in anekdotiek. Van het Reve betoogt dat voor de tijd van Poesjkin nauwelijks sprake was van een Russische cultuur. Men schreef en las in het Frans en greep terug op de Europese literaire traditie. Oudere teksten in het Russische waren weinig bekend en werden zeker niet tot de literatuur gerekend. Schrijven was een tijdverdrijf van mensen die zich dit konden veroorloven. De meeste vroeg-negentiende-eeuwse schrijvers werkten in een overheidsfunctie of zaten in het leger.

Hiermee hangt een standpunt samen dat Van het Reve keer op keer naar voren brengt, namelijk dat de Russische literatuur geen afspiegeling is van het Russische leven. Schrijvers haalden hun inspiratie en de manier waarop een gedicht of verhaal opgebouwd moest worden uit de Europese tradities. Gogol is in zijn leven slechts een paar uur op het Russische platteland geweest. Dode Zielen heeft niets met het Russische platteland te maken, maar uitsluitend met het beeld van het Russische platteland in de literatuur.

Karel van het Reve benadrukt ook een paar keer dat Rusland niet een normaal land was. Hij bedoelt hiermee dat een kleine elite met aan de top de tsaar Rusland bestierde. Rechtspraak was nog nauwelijks ontwikkeld, straffen waren bizar hoog en schrijvers stonden onder permanente censuur. Een verkeerd woord kon een verbanning opleveren. Dingen die in het Westen heel gangbaar waren, bestonden in Rusland nog niet, zoals vrije pers en vrij reizen. Alles wat de tsaar niet zinde kon verboden worden, zoals een schaakclub.

Ondanks het strenge regime in het land kon de literatuur zich ontwikkelen tot zeer grote hoogte. Dit ging wel ten koste van verbanningen ten gevolgen van wat er werd geschreven. Sommige schrijvers verhuisden naar het buitenland, zoals Herzen en Toergenjev. Maar de meeste schrijvers waren erg vaderlandslievend. Lang speelde de discussie over het unieke karakter van het Russische volk. De elite zou het volk moeten opzoeken en moeten leren van hun eenvoudige waarden. Het Russisch volk werd ook als voorbeeld gesteld tegenover het decadente Europese leven. Merkwaardig is dat nooit precies werd aangegeven waar dit waardevolle uit bestond. Sterker nog, Van het Reve laat zien dat veel schrijvers en andere mensen uit de elite zich zorgen maakten om de boeren en horigen, die vaak geen enkele ontwikkeling kenden en zeer arm waren.

Een ander constant element is dat Russische schrijvers geacht werden een wereldbeschouwing te hebben. Deze zou in hun werk moeten doorklinken en zou de waarde ervan bepalen. Bij schrijvers als Dostojewski, Tolstoj en Toergenjev is zo’n wereldbeschouwing wel te vinden. Bij Tsjechov is dit een ander verhaal. Lang werd hij daarom niet helemaal serieus genomen.

Tsjechov was naar mijn idee een van de favoriete schrijvers van Van het Reve, misschien wel om die reden. Hij eindigt zijn boek met een uitspraak over Tsjechov: “Niemand is zo aardig voor zijn helden als Tsjechov. Niemand ontneemt ze zo meedogenloos alle mogelijkheden tot geluk.” Bij deze herlezing viel mij overigens op dan Van het Reve helemaal niet zo uitgesproken is over zijn voorkeuren. Zelfs Dostojewski, waar hij geen liefhebber van was, behandelt hij vrij neutraal. In zijn essays en losse stukken was hij veel eigenzinniger. Ik kan kortom iedereen deze geschiedenis van de Russische literatuur aanraden, zowel vanwege de kennismaking met Russische schrijvers als met de manier van vertellen van Karel van het Reve.

Tot slot nog iets over Tsjechov. De jeugdige Anton Tsjechov stuurde regelmatig verhalen naar het Russische tijdschrift Libelle. Niet alles werd geplaatst. Het blad kende een correspondentierubriek, waar ook de afgewezen kopij op humoristische wijze werd besproken. Zo weten we van deze afgekeurde verhalen van Tsjechov. Helaas zijn ze niet bewaard gebleven. Wat mij zo leuk zou lijken is als een hedendaags tijdschrift zo’n correspondentierubriek zou starten. Ik zou de rubriek met veel plezier lezen

Geen opmerkingen: