In haar
debuutroman ‘Karkas’ beschrijft Femke Schavemaker van binnenuit de ontwikkeling
van een geestelijke stoornis bij een jonge vrouw: Nora van Middelaar. Door de
directheid en intensiteit van de beschrijving ga je een heel eind met haar mee.
Het verhaal begint op haar veertiende. Schavemaker springt elk hoofdstuk een
paar jaar vooruit. Het verhaal eindigt wanneer Nora dertig is.
Nora groeit
op in Zoetermeer. Haar ouders zijn normaal, maar nooit geven zij blijk van liefdevolle
interesse in Nora. Haar zus is goed in leren en lijkt geen grote problemen te
kennen in haar leven. Nora bekijkt haar wereld – de stad, het gezin, de school
- van buitenaf, als een vreemde. Zij begrijpt het niet, maar is zich wel
overbewust van al haar handelingen en gedachten.
Nora heeft
een passie voor muziek en een obsessie met de dood. Door het hele boek is zij bezig
met haar exit-lijst: Dead Can Dance, Sonic Youth, Tool, Joy Division, etc. Van
jongs af aan voelt zij zich aangetrokken tot de flats in Zoetermeer, maar de
stad kan haar verder niet bekoren. “Het is moeilijk om iets aan Zoetermeer
charmant te vinden. We hebben het vanuit het brakke niets opgebouwd zien
worden. Er rezen stalen pinnen uit de aarde. Daarna op maat gesneden rasters.
Zo ontstonden transparante spookhuizen. Tot de betonwagens alles vol kwamen
kotsen. Even laten drogen en behangen maar.”
Wanneer zij
later op een feestje een opmerking maakt over de aantrekkingskracht die flats
op haar maken, valt dit verkeerd. Zij kijkt hier anders tegenaan dan haar
leeftijdsgenoten. “Ik heb onvoldoende grond om al van kleins af aan meer te
voelen voor flats dan voor feestjes. Om verjaardagen te haten en op een vreemde
manier jaloers te zijn op mensen die overlijden. Vroeger was gebiologeerd door
kinderen die iets ergs meemaakten. Ik dacht: als mij zoiets overkomt dan snap
ik wat ik nu voel. Alles is erg. Dat gevoel snap je niet als feitelijk alles
niet erg is. Ik snap het eigenlijk nog niet.”
Voortdurend
heeft Nora dergelijke gedachten. Zij doet haar uiterste best haar leven vorm te
geven, ondanks de vreemdheid van alles om haar heen, haar slaapgebrek, haar
excessen. Zij slaagt voor school, gaat een opleiding volgen en heeft een kamer,
later zelfs een eigen huis, waar zij om de paar maanden alle muren oververft en
ervoor zorgt altijd ruim planten en bloemen in huis te hebben.
De
opleiding filosofie die zij na wat mislukte studiepogingen volgt past haar
wonderwel goed. Zij raakt gefascineerd door het niets, leest en schrijft
nachtenlang, en slaapt nauwelijks. Gezond is het niet voor haar. Het geeft haar
duistere gevoelens en gektes wel een kader. Zij rond de opleiding af, terwijl
studiegenoten vastlopen in de filosofie: de een verdwijnt in een kibboets, de
ander krijgt een straatverbod en een derde komt in een gesloten inrichting
terecht nadat hij Wittgenstein had gelezen en daarna nooit meer sprak.
Nora komt
in aanraking met therapie. Huisgenoten zagen dat het beslist niet goed ging met
haar. Zij volgt een aantal sessies, later krijgt zij een lithiumkeur, met snel
stijgende doses. Nora beseft wel dat zij hulp nodig heeft, maar wat zij aan
simpele theorietje voorgeschoteld krijgt door de therapeuten is tenenkrommend. De
therapeut is blij wanneer er een jeugddepressie is geconstateerd. Je verdiepen
in Nora is niet meer nodig. Als een kind wordt zij toegesproken. “We kunnen je
hier niet eindeloos houden hé? We moeten voortgang zien. Anders kunnen we je
niet verder helpen.”
De kern van
haar ziekte is juist dat er geen oorzaak van haar depressies en wanen is aan te
wijzen. Het is (het) niets, of alles, of het hele leven. Nora probeert normaal
te zijn. Ze koopt een haring en eet die thuis op. “Dat is wat normale mensen
doen. Amsterdammers eten vis als dagbesteding. Ik ben normaal. Ik weet alleen
niet welke dag het is.”
Ze besluit
te stoppen met therapie. Duf van de medicijnen is zij zichzelf niet. Inmiddels
heeft zij werk gekregen. Doordat zij bijzonder intelligent is, zonder dat zelf
helemaal te beseffen, lukt het haar steeds om in een werkomgeving zich te
redden en op te klimmen. Om te overleven moet zij zich aan strikte regels
houden. Schavemaker beschrijft dit krachtig en minutieus: maar één sigaret per
dag en twee koppen koffie, om elf uur in bed liggen, drie maal per nacht van
t-shirt wisselen, altijd bedenktijd vragen, niemand thuis ontvangen want dan
gaat alles mis. etc.
De wereld van
Nora die Femke Schavenmaker oproept, waarschijnlijk uit eigen ervaring, is
beangstigend en mooi. De permanent doorrazende gedachtestroom maakt haar gek.
Andere mensen zijn onbereikbare wezens. Het niet begrijpen van de wereld om
haar heen en van haar eigen gevoelens is heel knap beschreven. Toch ontbreek de
humor niet. De scenes tijdens haar studie filosofie, het opslurpen van
abstracte kennis en hier in verzinken is heel herkenbaar beschreven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten