Herlezing
van ‘De Verlossing’ bevestigt voor mij dat Elsschot een van de grootste
schrijvers in het Nederlands taalgebied was. Elke zin is raak in deze korte
roman. Op de eerste pagina zit je meteen midden in het verhaal van Pol, die
zijn vrouw slaat en in het dorp een levenslange strijd voert met de pastoor.
Dat slaan
vond zijn oorsprong op de huwelijksdag. “Van Domburg had zijne vrouw pas
getrouwd toen zij al zwanger was. Bij 't verlaten van de kerk stiet hij op een
oude kennis, een man die met een paar meisjes een kroeg hield, die anders
overdag sliep omdat hij 's nachts tapte, en die altijd naar jenever stonk. Na
Desideria te hebben aangekeken had hij Van Domburg lachend door elkaar geschud
en gezegd: ‘Heb je de koe dan tóch getrouwd, kameraad? Dan heb je 't kalf ook,
hoor!’ En na een vloed van gelukwenschen zegende hij 't paar en zwijmelde weg.
Van Domburg was sedert die ontmoeting door den duivel bezeten. “
Hij
ranselde zijn vrouw om haar te laten bekennen. ”Doch Desideria bleef onwrikbaar
en zwoer dat geen andere man haar ooit had bekend.” Het gezin verhuisde naar
Groendal, waar Pol een winkel bestierde. De oude pastoor vond hem een gevaar
voor de gemeente. “Niet zozeer om dat slaan op Desideria, want dat was méér
voorgekomen, als wel omdat hij te Groendal de eenige man was die boeken las.”
Bovendien liet Pol zich oneerbiedig uit over de Heere God.
De strijd
begon pas goed met de nieuwe pastoor Kips, een jonge vent die uit jagen ging en
de dorpelingen altijd met een scherpe blik aankeek. Kips verbood vanaf de
kansel te kopen in een winkel van een goddeloze. Pol raakte zijn inkomsten
kwijt, maar had gelukkig nog zijn eigen grond, op slinkse wijze gekocht van de
landgraaf.
Kips en Pol
bleven koppig. Zij gaven niets aan elkaar toe. Het advies van een advocaat om
het bij te leggen, beantwoordde Pol met: “ik sterf liever.” Twee dochters
gingen het huis uit om in een klooster hun leven te slijten. De derde was
eveneens zeer godsdienstig. “Anna kende haar kerkboek beter uit haar hoofd dan
Kips.” Zij trachtte de twee mannen te verzoenen, tevergeefs.
Op zijn
sterfbed leek Pol zoeter te zijn geworden. Hij riep de pastoor bij zich, maar
niet om te biechten. Anna bleef tot lang na zijn dood bidden voor hem. “Zou hij
werkelijk verdoemd zijn?” Zij dacht elke dag aan hem. “Zij dacht dan nauwelijks
aan hare moeder, die, bezegeld door haar leed en lijden, als een straal ten
hemel gevaren was.”
‘De
verlossing’ eindigt met een overwinning voor Anna. Het ongedoopte kind van haar
neefje uit de stad weet zij mee te nemen naar de abdij, alwaar hij gered wordt.
“Je kon niets beters bedenken tot heil van je vader. Je bent een goed meisje,
sprak hij streng.”
In deze
uitgave van het verzameld werk is per deel een verantwoording met de
drukgeschiedenis, een nawoord, noten, e.d. opgenomen. De kritieken n.a.v. het
verschijnen van ‘De Verlossing’ in 1921 waren redelijk mild: de humor en de
frisse stijl werden geprezen. Er was echter commentaar op de compositie: te ruw
en onvolledig. “Het is met een zekere natuurlijke drift geschreven.” Dat
laatste klopt helemaal, maar ik vind met name de compositie, de opbouw van het
boek juist geweldig. Zijn opkomst in het dorp, de strijd met de pastoor, zijn
volharding en zijn dood, het is door Elsschot allemaal juist gedoseerd. De
laatste hoofdstukken over Anna zijn het nagerecht, dat het verhaal een extra
dimensie geeft. De kerk komt er niet zo best vanaf in dit verhaal. De kerk
plaatste ‘De Verlossing’ na verschijnen onmiddellijk op de lijst van verboden
lectuur.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten