Voor
de campagne Nederland Leest die vanaf 1 november losbarst heeft A.L. Snijders
een mooie bundel korte verhalen samengesteld. Ieder lid van de bibliotheek kan
in de maand november dit boek gratis ophalen. Zolang de voorraad strekt
natuurlijk. Maar er wordt een half miljoen exemplaren over Nederland
uitgestort, dus dat moet lukken.
In het ‘voor- of nawoord’ geeft A..L. Snijders aan wat hij een goed verhaal vindt. “In een verhaal dat ik goed vind komt altijd een emmer voor die ergens op een houten vloer wordt neergezet. Wat ik ook belangrijk vind is dat er een moeilijk probleem moet worden opgelost, wat mij aanvankelijk niet lukt maar later wel.” Hij illustreert het met een mooi fragment van Nescio dat eindigt met de zin: “In de verte kraakte ’t grint, ergens werd een emmer neergezet op een houten vloer, ik hoorde ‘t, maar zag ’t niet.”
170
pagina’s van het boek zijn gevuld met de keuze van A.L. Snijders. Per provincie
is er een aantal verhalen aan toegevoegd. In mijn bundel zijn dit vier
Zuid-Hollandse verhalen. Om met deze laatste te beginnen. De selectie vind ik
niet bijster sterk. ‘Gesponnen suiker’ van Jan Wolkers is uitstekend, maar
algemeen bekend. Het verhaal van Maarten ’t Hart ‘Hoofdschedelplaats’ is een
van zijn zwakste verhalen. Het zeer korte verhaal van Christiaan Weijts is
aardig. Maar alleen de jeugdherinnering van ‘De kooi’ van Benali pakte mij.
De
Zuid-Hollandse verhalen sluiten niet aan bij de keuze van A.L. Snijders. Hij
heeft een breed palet aan verhalen gevonden. Van jonge en wat oudere
schrijvers, bekende namen en volstrekt onbekenden. Hoe divers ook, de toon van
de verhalen en de volgorde waarin zij staan laat het geheel lezen als een
eenheid. Het
is moeilijk te zeggen wat de verhalen verbindt. Misschien is het de lichte
toon, gekoppeld aan melancholie. In de meest verhalen ontbreken een clou, een
ontknoping. Een hermetisch Hermans-verhaal zul je niet aantreffen.
Het
zijn verhalen met kleine observaties of vreemde ontmoetingen. A.L. Snijders
heeft een voorkeur voor persoonlijke verhalen, niet voor verzonnen literaire
constructies of fantastische vertellingen. In zijn keuze blijft hij vaak dicht
bij zijn eigen definitie van het zkv: een willekeurige punt uit de taart. Nescio
is de favoriete schrijver van A.L. Snijders. Van hem zijn vier korte verhalen,
of fragmenten opgenomen. Andere
bekende namen in deze bundel zijn Louis Paul Boon, Sanneke van Hassel, Ischa
Meijer, Dautzenberg, Heeresma, L.H. Wiener en Bernlef. Veel verhalen zijn 1 of
2 pagina’s kort.
Van
de wat langere verhalen is ‘Zomer’ van Ernest van der Kwast echt prachtig. In
zeven pagina’s wordt het leven geschetst van de boer Klaus. Als kind zag hij
een meisje bij het meer. Zijn vader leerde hem zwemmen met pompoenen. Hij had
plezier met de andere jongens en zwom met het meisje. Later ging hij werken,
hij werd ouder, familieleden stierven en Klaus trouwde nooit. Als oude man
loopt hij weleens langs het meer. Hij ziet
kinderen zwemmen. Ze lachen en gillen. Het is een eenvoudig en triest bestaan.
Eenvoudig en mooi vertelt.
Blij
verrast was ik door het verhaal van de mij onbekende Rob van Essen: ‘Scheer
een zwerver’. De verteller beschrijft een uniek gebeurtenis uit zijn
studententijd. Onder leiding van Floris nemen zij een stinkende zwerver mee
naar huis. Zij kleden hem uit, wassen en scheren hem. Hij blijft een paar
maanden bij Floris wonen en is dan plotseling verdwenen. Maar de scene van het
wassen van die zwerver in de badkamer van Floris blijft de verteller zijn hele
leven bij. Nu zijn ze volwassen en geslaagd in het leven, maar het gaat alleen
om die scene, ”alles ervoor en erna is verzonnen.”
Een
van de hoogtepunten uit het boek vind ik het verhaal met de mooie titel
’Bloempluis’ van Lydia Rood. Ik had nog nooit iets van haar gelezen. In een
korte krachtige stijl beschrijft zij een jeugdvriendschap waar tot haar
verbazing een eind aan komt. Toevallig
worden zij als kind vriendinnen, omdat zij bij elkaar in de buurt zijn.
“Vriendinnen of niet, zet twee meisjes dag aan dag voor een paar uur op een
paardenrug en ze vertellen elkaar bijna alles. Zij verschillen hemelsbreed van
elkaar: ingetogen tegenover ongeremd. Niets bindt hen. Toch
groeien zij samen op. Hun levens splitsen zich, komen weer samen. “Ik slibde
aan. Ik bleef hangen aan de vriend, die de vader van een kind werd, en aan een
stageplek die veranderde in een baan.” De vriendin emigreert en keert later
terug. Zij
ontmoeten elkaar weer en twee dagen later belt zij op. Niet om opnieuw af te
spreken, maar om te zeggen dat zij niet meer wil afspreken.
Een
favoriete schijfster van A.L. Snijders is Maartje Wortel. ‘Iemand die het
meent’ is een verhaal dat – alweer – draait om een relatie die voorbij gaat:
een liefdesrelatie tussen Reza en een bekende tv-persoonlijkheid. Reza woont in
een camper in het weiland. Zij ligt wat te slapen als er iemand langsrijdt die
ziet dat er een schaap in de sloot is gevallen. Zij heet Mia, samen redden zij
het schaap en bedrijven vervolgens de liefde. Hun relatie lijkt perfect, maar
door jaloezie gaat alles kapot. Wortel beschrijft het in een grandioze stijl.
In het ‘voor- of nawoord’ geeft A..L. Snijders aan wat hij een goed verhaal vindt. “In een verhaal dat ik goed vind komt altijd een emmer voor die ergens op een houten vloer wordt neergezet. Wat ik ook belangrijk vind is dat er een moeilijk probleem moet worden opgelost, wat mij aanvankelijk niet lukt maar later wel.” Hij illustreert het met een mooi fragment van Nescio dat eindigt met de zin: “In de verte kraakte ’t grint, ergens werd een emmer neergezet op een houten vloer, ik hoorde ‘t, maar zag ’t niet.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten