Koos van Zomeren heeft tientallen jaren over natuur in
Nederland geschreven. Dit is zijn
afscheidsboek. Hij maakt in vierhonderd pagina’s de balans op van de natuur in
Nederland en van zijn eigen leven. De vorm van Naar de natuur is een dagboek van anderhalf
jaar. Vanaf juli 2009 beschrijft hij zijn wandelingen in de natuur en zijn
ontmoetingen met natuurliefhebbers en -onderzoekers. De relatie met
verschillende media komen aan bod. De resultaten hiervan in de NRC, de Groene
en voor Vroege Vogels staan ook in dit natuurdagboek.
Van Zomeren kijkt veel terug op zijn leven en op de stand
van de natuur rond 1980, de tijd dat zijn interesse in de natuur begon. Zijn
definitie van natuur is “die elementen in onze omgeving die mensen niet onder
controle hebben.” Uit zijn boek blijkt dat onderzoekers er juist alles aan doen
om er wel controle op te krijgen: ringen, merken, turven, tellen, etc. Alles om
er meer vanaf te weten. Tegenover ‘nieuwe natuur’, aangelegde gebieden ter
compensatie van vernietiging van natuur elders, is Van Zomeren sceptisch.
Natuur in Nederland is kunstmatig. Waar grijp je wel in en
waar niet? Natuur die aan zichzelf wordt overgelaten is er niet, maar het gaat
om de mate van kunstmatigheid. Er bestaat geen onbedoelde natuur meer in
Nederland. Van Zomeren is kritisch. De bemoeienis en het optimisme van natuurorganisaties en noemt hij sovjetachtig
denken in productiedoelen.
Soms vraagt hij zich af waar hij zich druk om maakt en wat
er eigenlijk zo mooi is aan de natuur. “Is het leven op aarde méér dan wat
kleffe vlekken op een keldermuur? “ Elders zegt hij weer dat de natuur meer
schoonheid bezit dan zij nodig heeft. Wat weer een raadsel is.
Los van deze kritische noten gaat ‘Naar de natuur’ over de
vele diersoorten in Nederland, vooral vogels. Over kanoeten en hun verschillende
vliegroutes. Genetisch zijn ze gelijk, maar de ene groep trekt naar het zuiden,
de andere naar het oosten, fascinerend.
Ruigpootuilen zitten liever in dichte naaldbossen, maar ze
zijn aangewezen op uitgehakte holen van zwarte spechten. En deze zitten in loofbossen.
Zwaluwen geven de voorkeur aan plekken
waar zij met de minste moeite een nest kunnen bouwen, maar kunstnesten willen
zij niet. De bonte vliegenvanger is
afhankelijk van de rupsenpiek om hun jongen te voeren. Hoe eerder deze
plaatsvindt, hoe eerder zij moeten vertrekken uit Afrika. Dit kunnen zij niet
weten, dus draait hun ritme in de war. Eindeloos laat Van Zomeren zich
inlichten over de vele gevolgen en aanpassingen, zeer boeiend.
Ook komt mijn omgeving nog voor in zijn boek, als het gaat
over huismussen in Blijdorp. Een van de weinige gezonde kolonies huismussen in
Rotterdam en omgeving. De dierenrij die voorbij komt en waar Van Zomeren zich in
verdiept en toegankelijk over vertelt is lang. Steeds vraagt hij zich af hoe
een soort ervoor staat in vergelijking met bijvoorbeeld 30 jaar terug. De
uitkomst is wisselend. Wanneer en hoe ingrijpen is een moeilijke kwestie.
Koos van Zomeren constateert een uitruil tussen boeren en
natuurbeschermers. “En die boeren maar intensiveren. De melkveehouderij als
laatste sector in de rij. Meedoen met de wereldmarkt – en het dan afleggen!
Daar hebben we dan ons landschap voor opgeofferd.” In de laatste pagina’s van zijn boek wordt Van Zomeren
steeds droefgeestiger. Het afscheid nemen valt hem zwaar. Het doet denken aan
de laatste bladzijden uit ‘Het bureau’. Niet toevallig noemt Van Zomeren zijn
vriend Voskuil enkele malen in dit boek.
Het opmaken van de balans is gedaan. Er zijn geen winnaars
of verliezers. Op sommige punten gaat het beter met de natuur dan dertig jaar
geleden, op ander minder. Wel kun je nergens meer lopen zonder mensen tegen te
komen die aan het hollen of fietsen zijn. Of die net als hij interesse hebben
in de natuur.
Van Zomeren vindt het lastig niet meer te hoeven schrijven
over de natuur. De stukjes in de krant en voor de radio zijn toch de stimulans
om erop uit te trekken en zich ergens in te verdiepen. Maar zonder dat zal zijn
interesse in natuur blijven bestaan.
Je kunt eindeloos citeren uit dit schitterende boek. Ik had
tientallen passage aangekruist. Het wordt tijd dat er een groot Van Zomeren-
citatenboek verschijnt. Nog één om af te sluiten: “Alles op aarde zoekt voedsel en is voedsel – zou het niet
het eenvoudigst zijn als iedereen leert zichzelf op te eten?”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten