dinsdag 3 september 2019

Max Greyson – Et alors

Max Greyson komt uit Antwerpen. Hij is dichter, theatermaker en spoken word-performer. Sinds 2011 staat hij op het podium. Met de bundel Waanzin went niet   debuteerde hij in 2016. Dit jaar verscheen zijn tweede en zeer geslaagde bundel, Et alors. De titel is niet voor niets Frans. Een onderwerp in de bundel is Vlaanderen: “Tussen vechten en vluchten ligt een kavel die Vlaanderen heet / waar men zuinig glimlacht en danst met veel serieux”

Greyson typeert het gebied: “Het is geen land, het is een knot / van baksteen, lood en snelweg / met elkaar gesmeed tot een gewest / het landoppervlak toegedekt door een grafzerk / voor een zwart verleden / dat uit haar kleigrond wil herrijzen”. Het land loopt op zijn laatste benen. Van alle kanten wordt het bedreigd. De grenzen krijgen speciale aandacht van Greyson: “Met een kustlijn voor gevallen helden / Atlantik Wall van flatgebouwen”. Een andere begrenzing vormt de taal en speciaal de Franse taal.

Brussel is het knooppunt van tweetaligheid: ”Ze openbaart zich in tweetalige verbodsborden / haaientanden, een bovenaards lichtkarpet / sleept zich voort over de weg / het blauw van de nacht mengt zich met het rood / dat zich gisteren boven de daken verhing”. Bijna alle titels van Greysons gedichten zijn in het Frans, waardoor er afstand wordt geschapen, een nieuwe grens wordt getrokken. Een sectie met elf gedichten heet La conjugaison de l’amour, oftewel de vervoeging van de liefde. De exacte en wat chique benamingen voor de verschillende tijdsvormen, subjonctif, infinitif, passé composé, enzovoorts, vormen een contrast met de inhoud van de gedichten. Deze is intens. De regels drukken twijfel en wanhoop uit. “Straten liepen vol met kwalen / auto’s sleepten licht over de weg / sterren doofden achter een wolkendek / dat de hemel voor me dicht moest houden”.

De beelden die Greyson oproept tonen een gebied en een taal in verdrukking. Je wilt eruit wegvluchten, maar je zit ingeklemd. Vanuit deze onmogelijk positie bekijkt de dichter de wereld. De bundel begint met Vlaanderen, hij schampt aan wat politieke thema’s om daarna ruimte te nemen voor de liefde. Naar het eind van de bundel toe verandert de toon. De taal wordt abstracter, de teksten kaler. Zijn onderwerp is nu de mens. Hij is tot rust gekomen. Tot slot van deze schitterende bundel – ik kijk ernaar uit om Max Greysin op een podium te mogen meemaken – een gedicht uit deze laatste sectie, die getiteld is Ce que je sais (wat ik weet). Overigens is dit ook de titel van een nummer van Johnny Hallyday uit 1998, wat er verder niet toe doet.

L’homme

Er bestaat een mens
er bestaat een mens die stapt op een vloer
er bestaat een mens die stapt op een vloer van krakend hout en ijsbeert

Er bestaat een mens die struikelt
over iets wat lijkt op een steen
in een huiskamer waar geen stenen liggen

Er bestaat een mens
in zijn enen hand houdt hij niets
in zijn andere, ook niets

Die mens bestaat

Geen opmerkingen: