zondag 23 september 2018

Bohumil Hrabal – Al te luide eenzaamheid

Van de Tsjechische schrijver Bohumil Hrabal (1914-1997) is veel vertaald in het Nederlands, terecht. Hij is een wonderlijke schrijver. Zijn boeken zijn niet altijd even begrijpelijk, maar waarom moet alles altijd begrijpelijk zijn. ‘Al te luide eenzaamheid’ is een van zijn bekendere werken. De korte roman uit 1980 - de eerste illegaal gedrukte versie stamt uit 1977 - werd in 1988 vertaald door Kees Mercks. Het boek is in vele talen vertaald, het is verfilmd en er zijn toneelbewerkingen van.


Het verhaal draait om Hanta, een wat oudere eenzame man, die al vijfendertig jaar papier perst in een morsige kelder. De werkplek is smerig. Er lopen voortdurend muizen door de ruimte, die soms tussen de balen papier blijven zitten terwijl de pers zijn werk doet. Hanta kan het werk soms nauwelijks aan. Dan verschijnt zijn baas, die hem uitscheldt en tot harder werken maant.

Hanta voelt liefde voor zijn werk. Het pletten van boeken gaat hem weliswaar aan het hart, maar hij probeert elke dag een aantal bijzondere exemplaren te redden van de persen. Voor zichtzelf haalt hij er filosofische werken uit en voor bijvoorbeeld een professor verzamelt hij toneelrecensies uit oude tijdschriften. Het werk verplicht hem wel om er altijd een grote kan bier bij te drinken.

“Vijfendertig jaar lang druk op de groene en rode knop van de pletpers, vijfendertig jaar lang drink ik echter ook kannen vol bier, niet om me te bedrinken, ik ben als de dood voor dronken lieden, nee, ik drink om het denken te bevorderen, om beter recht in het hart van de teksten door te kunnen dringen, want wat ik lees, lees ik niet voor mijn plezier, ook niet om de verveling te verdrijven of zelfs om beter de slaap te kunnen vatten, ik die in een land leef waarin vijftien generaties kunnen lezen en schrijven, ik drink om van het lezen nooit meer te kunnen slapen en om van het lezen een delirium te krijgen, want ik deel de mening van Hegel dat een edelmoedig man nog geen edelman en een misdadiger nog geen moordenaar hoeft te zijn.

Prachtig vertelt Hanta hoe hij zich staande houdt in zijn kelder en hoe sommige lieden een afkeer van hem hebben, bijvoorbeeld als hij besmeurd in het café komt om een kan bier en dat er dan een muis uit zijn mouw glipt. Zijn wens is om na zijn pensioen de pers in de tuin van zijn oom te zetten en dan voor zijn plezier papier te persen. Zijn oom werkte bij een spoorwegovergang en heeft na zijn loopbaan een spoorlijntje nagebouwd in zijn tuin. Zijn oud-collega’s komen hem daar iedere zondag opzoeken. Het boek staat vol met dergelijke fantastische verhalen, waarbij kleine anekdotes moeiteloos worden verbonden met filosofische bespiegelingen.

Het werk van Hanta wordt bedreigt. Op een dag ziet hij bij station Bubny een gigantische hydraulische pers. Jonge mannen in uniformen bedienen de machines. Zij hebben handschoenen aan en drinken melk rechtstreeks uit de fles. Het werk is gemechaniseerd en efficiënt gemaakt. Hanta vergelijkt het met werken in een kippenslachterij. Er is geen aandacht meer voor de inhoud. Er worden hier geen boeken meer van de ondergang gered. De toch al melancholische Hanta wordt er nog droeviger van dan hij al was. Hij probeert het ook: melk drinken en planmatig werken, maar het heeft geen zin meer. Zijn tijd is geweest.

‘Al te luide eenzaamheid’ is in al zijn kortheid één van de hoogtepunten uit het oeuvre van Hrabal. Tot slot een citaat waarin Hanta/Hrabal zijn visie op de mens geeft. Hanta denkt aan de woorden van de dichter Sandburg waarin hij mijmert over wat er overblijft van een mens: “een beetje fosfor amper genoeg voor één doosje lucifers, en niet meer ijzer dan om een spijker van te smeden waaraan een volwassene zich op kan hangen.”

Geen opmerkingen: