donderdag 27 oktober 2022

Peter Terrin – De bewaker



Na het lezen van de laatste twee romans van Peter Terrin had ik zin een oudere roman van hem te lezen. De bewaker uit 2009 kreeg lovende kritiek en werd genomineerd voor de Libris Literatuur Prijs. Veel kenmerken uit zijn latere werk zitten ook in dit boek. Terrin gebruikt geen plaats- of tijdsaanduidingen. De weinige personages leven in een claustrofobische wereld en zijn gericht op één bepaald ding. Hij bouwt een geheimzinnige sfeer op die veel vragen oproept, maar hij geeft geen antwoorden. Daarbij is het hele boek geschreven in de tegenwoordige tijd. 

Harry en Michel zijn bewakers van een groot wooncomplex. Op de veertig zeer ruime verdiepingen wonen evenzoveel rijke mensen, de elite. De twee bewakers komen nooit in de woningen. Zij blijven altijd in de kelderruimte, een grote parkeergarage, waardoorheen bewoners naar buiten gaan. Het is de enige uitgang en zij bewaken deze met geladen wapens. Op een dag vertrekken een voor een de bewoners. Gezien hun tassen en koffers zullen ze voor langere tijd wegblijven. Volgens hun telling moet er één bewoner zijn achtergebleven.

 

De eerste deel van het boek beschrijft Terrin vanuit Michel de karige belevenissen van de twee. Eens in de zoveel tijd worden zij bevoorraad. Dit is het enige contact met de buitenwereld, maar de frequentie neemt snel af. Verder doden zij hun tijd met op wacht staan, het inspecteren van hun voorraden en munitie en nadenken over wat er mogelijk aan de hand kan zijn. Is er een oorlog gaande? Is de stad getroffen door een gas- of atoomaanval? Zij weten het niet, maar blijven trouw aan de organisatie die hen hier heeft geplaatst. Terrin gebruikt graag algemene termen, zoals de organisatie zonder aan te geven om wat voor soort organisaties het gaat. Het enige vooruitzicht dat de twee hebben is de aankondiging dat er een derde bewaker zou komen en de hoop dat zij op een dag beloond worden voor hun werk en dat zij tot de elite mogen toetreden. De twee komen nooit buiten, maar gluren wel vaak door een kier. Er is niets bijzonders te zien.

 

Terrin weet ondanks dat er weinig gebeurt de spanning redelijk goed vast te houden. Hij gebruikt hier ook dromen en fantasieën van de twee voor. Het boek is opgebouwd uit vele korte paragrafen. Een paragraaf kan opeens in het verleden spelen of een beschreven fantasie zijn. Soms weet je niet of iets werkelijk gebeurt of dat het zich in het hoofd van Michel afspeelt. Als de nieuwe bewaker eindelijk arriveert krijgt het verhaal wat meer ontwikkeling, maar de routine wordt in eerste instantie snel opgepakt. Het derde deel vormt een breuk met de eerste twee delen. Hier krijgt het verhaal een thrillerachtige spanning, waar ik verder niets over wil zeggen.

 

Mooi is dat Terrin in deze roman met weinig personages en een beperkte ruimte veel kan zeggen, maar wat mij betreft had er eerder in het boek meer mogen gebeuren. Het verhaal roept een Kafkaëske wereld op en er zitten verwijzingen in naar Wachten op Godot en het werk van Georges Perec. Er hangt voortdurend gevaar in de lucht. De mannen hebben hun wapens steeds paraat. Zij filosoferen over de aard van het gevaar: mogelijk een wereldoorlog zonder dat iemand weet welk doel is gesteld door welke partijen. “Precies dit jaagt iedereen op de vlucht: de vijand is onbekend.” Ook over hun rol heeft Harry een mening. Het beroep van bewaker wordt volgens hem altijd onderschat. “Hij zegt dat van een bewaker iets onmenselijks wordt gevraagd: niets doen, wachten en alert blijven. Een vrijwel onmogelijke opgave.”

Geen opmerkingen: