vrijdag 20 mei 2022

Wieslaw Mysliwski – Het oog van de naald


Wiesław Myśliwski is geboren in 1932 en een van de belangrijkste Poolse schrijvers van zijn generatie. Zijn verhalen spelen voornamelijk op het Poolse platteland en zijn doordrenkt met de Poolse geschiedenis. De bezetting door de Nazi’s en de communistische dictatuur spelen een belangrijke rol in zijn boeken. Daarmee past hij in een traditie van generatiegenoten als Jerzy Andrzejewski, Paweł Huelle en Andrzej Szczypiorski.

 

Sinds 2009 zijn er vijf boeken van Myśliwski meesterlijk vertaald in het Nederlands door Karol Lesman. De boeken van Myśliwski zijn vrij dik, spelen in verschillende tijden en bevatten vele, uiteenlopende verhalen. Ucho Igielne is uit 2019 en verscheen in 2021 in het Nederlands onder de titel Het oog van de naald. De titel verwijst naar een smalle plek halverwege een lange trap die twee stadsdelen met elkaar verbindt. Je kunt er ternauwernood elkaar passeren. Veel scènes spelen zich af op deze trap in een niet nader genoemde kleine stad.

 

In het oog van de naald passeren twee mensen elkaar, een jonge kerel en een bejaarde man met een stok. Het afdalen is lastig voor de laatste. De twee raken met elkaar aan de praat. De oude man heeft de ander al herkend. Myśliwski laat aan het begin van zijn boek verschillende tijden meteen door elkaar lopen. De twee mannen zijn een en dezelfde persoon. Zij praten over de jeugd, het verleden en toevallige ontmoetingen. Mooi is dat de auteur ook wisselt in perspectief zonder dat je dat als lezer direct merkt. Is de oude man aan het woord of horen we de verteller hem beschrijven? Na dit verrassende begin wordt het verhaal na tien pagina heel concreet. De oude man is gevallen en sterft. Agenten verschijnen en de jongeman wordt verdacht van moord. De ondervraging duurt lang en geeft een beeld hoe dit er ten tijde van het communisme aan toe ging.

 

‘Meneer is er waarschijnlijk mee bekend dat schuld bekennen een verzachtende omstandigheid is’, zei hij met quasi-verveelde stem. En ik meende zelfs te kunnen zien dat hij geeuwde. ‘Maar wat zou ik moeten bekennen?’ ‘Dat is niet mijn zaak, ik hoef niet te bekennen. En eerlijk gezegd zou ieder van ons wel iets moeten bekennen. Zelfs als we om het even wie van de straat zouden halen om te ondervragen. En misschien komt het daar nog weleens van. Vooralsnog hebben we een beperkte actiebereik.’ 

 

Je zou verwachten dat het verhaal van de opgepakte jongeman die daarna plotseling op vrije voeten is gesteld een vervolg krijgt verderop in het boek, dat de arrestatie verband houdt met iets in zijn verdere leven, maar zo werkt het niet in de boeken Myśliwski. Hij legt een klein bruggetje en het volgende hoofdstuk is een herinneringen van de verteller over het werken in ploegendiensten. Het was hard werken maar je werd als arbeider eerder toegelaten tot de universiteit. Hij vertelt verder over zijn vader en zijn jeugd en een zigeunerin die al eerder in het boek opdook wordt in herinnering gebracht. Zij voorspelde wanneer hij zou sterven, maar inmiddels heeft hij die datum overleefd.

 

Zo meandert het verhaal verder. Hij beschrijft zijn studententijd, waarin de woningnood zo hoog was dat hij zich verhuurde om bijles te geven met als tegenprestatie dat hij een slaapplek kreeg, want iedere nacht op het station slapen werd steeds ondoenlijker. Zij sliepen in één bed. Later was een tweede bijlesgever nodig en deelden zij de slaapplek met zijn drieën. Later woonde hij bij een dochter, moeder en een dementerende grootmoeder in huis. Zij maakten hem het leven zuur, maar het lukte hem uiteindelijk toch zijn proefschrift te voltooien. Deze verhalen staan vol uitweidingen over bijvoorbeeld het reizen per trein, het dragen van brillen of het verdwijnen van een ouderwetse fotowinkel. Hij spreekt over het land Polen en zijn bewoners. Het gaat bijvoorbeeld over iemand die gesneuveld is. “In het sneuvelen zijn we genieën, maar in het leven dilettanten.“ 

 

In een van de laatste hoofdstukken is hij een bekende professor en historicus. Door een historisch gezelschap wordt hij uitgenodigd in zijn geboortedorp. Ze hebben een uitgebreid programma voor hem samengesteld, maar de plekken zeggen hem niets meer. De mensen die hij zou moeten kennen herkent hij niet. Hij vlucht weg uit het gat. In een van de grappigste hoofdstukken beschrijft hij een drankgelag. De scène duurt wel twintig pagina’s en het gezelschap wordt steeds gekker. De jubilaris doet tijdens de feestelijkheden zijn mond nauwelijks open. Aan het einde, de meeste drinkers liggen al op de grond, brengt hij een toost uit. “Jullie hebben mij hier veel toegewenst en ik zal me revancheren met ook een gelukwens. Moge het hele leven van ieder van jullie worden gerekt als rubber, opdat jullie nooit jullie jubileum zullen hoeven beleven.”

 

Van de vijf vertaalde boeken van Myśliwski vind ik Het oog van de naald misschien wel zijn beste. De tijd speelt een hoofdrol in dit prachtige boek. “Ik zou er mijn hoofd niet om durven verwedden of het nu daarvoor was of daarna. Het doet er verder niet toe. De tijden kunnen zijn gewisseld. De tijd houdt ervan soms met en ander te wisselen. De tijd is een sluwe vos en soms ook een gemene. Hij kan in deze, dan weer in tegenovergestelde richting stromen. En alleen wij denken dat hij samen met ons verstrijkt.”

Geen opmerkingen: