vrijdag 30 augustus 2019

Anton de Kom – Wij slaven van Suriname



Anton de Kom was een veelzijdig man. Hij werd in 1898 geboren in Suriname, verhuisde als jongeman naar Nederland en werd schrijver. Hij keerde later terug naar Suriname en zette zich in voor de rechten van arbeiders. Begin jaren dertig werd hij gearresteerd en wegens opruiing voor enige maanden opgesloten. Hij koos ervoor terug te verhuizen naar Nederland, waar hij als held werd binnengehaald. Het gezin De Kom leefde aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog in armoede. Tijdens de oorlog was Anton actief in het verzet. Dit werd hem fataal. Hij werd opgepakt en overleed op 29 april 1945 in concentratiekamp Sandbostel. 

De verdiensten van Anton de Kom voor Suriname (en voor Nederland) zijn groot. Hij was schrijver en verzetsheld. Hij verzette zich actief in woord en daad tegen de blanke overheersing in Suriname, en gezien zijn rol in het verzet tegen iedere vorm van onderdrukking en uitbuiting. Met Wij slaven van Suriname uit 1934 tekende hij de geschiedenis van zijn land op vanuit het Surinaamse perspectief. In links intellectuele kringen in Nederland werd het boek zeer goed ontvangen, maar het is later nooit doorgedrongen tot de Nederlandse canon. In Suriname is De Kom daarentegen een grootheid.

De onbekendheid van Anton de Kom bij het grote publiek heeft dezelfde oorzaak als de gebrekkige kennis in Nederland over het land Suriname, de Nederlandse blik op de geschiedeis. Wat ik in de jaren zeventig van de vorige eeuw op de lagere school leerde over Suriname was zeer eenzijdig. Netjes werden alle verschillende bevolkingsgroepen besproken: de Javanen kwamen uit Nederlands-Indië. de Hindoestanen uit Brits-Indië en de Creolen uit Afrika. Over slavernij werd wel gesproken, maar over het ontzagwekkend leed hoorden wij weinig. Het leek alsof al die mensen voor hun plezier naar Suriname verhuisden, alsof ook na de afschaffing van de slavernij Suriname een vrij land was waar arbeiders uit vrije wil heengingen. Meer tijd werd er op school besteed aan de landbouwproducten, de plantages, de mijnbouw en andere zaken die Nederlanders het land hadden gebracht. Vanzelfsprekend werd er geen aandacht besteed aan een man als Anton de Kom. In die tijd klonk nog altijd het credo, door De Kom een paar maal aangehaald in zijn boek: ”Suriname kost Nederland miljoenen en de neger is lui!”

Wij slaven van Suriname bestaat uit twee delen: Het tijdperk der slavernijen Het tijdperk der ‘vrijheid’. Het eerste deel begint met een schets van de strijd om Suriname en de verschillende bezetters: de Fransen, Engelsen, Zeeuwen en Hollanders. Scherp is dat de Kom bepaalde harde jaartallen, zoals de overdracht van Suriname aan Nederland op 31 juli 1667 bij de Vrede van Breda, relativeert. Later in het jaar vielen de Engelsen gewoon fort Zeelandia weer aan. Ook na de Vrede van Westminster in 1674, richtte de werkelijkheid zich niet meteen naar deze papieren overeenkomst. 

De Kom toont zich hier als een modern historicus, die beseft dat de historische werkelijkheid veelvormig is en dat de geschiedenis nooit een rechte baan volgt. Naast feitenkennis beschikt hij over het nodige cynisme en gebruikt hij mooie beeldspraak. Na een overname door de Zeeuwen verlengden zij de door de Engelsen geschonken voorrechten aan de kolonisten. “Doch het paard moest zijn haver hebben en zo ging men over tot confiscatie der goederen…”

Na de definitieve bezetting door de Zeeuwen en Hollanders komt de leiding in handen van gouverneurs, die vanuit Nederland gezonden, soms lang, soms kort in het land verblijven. Hun belangen liggen uitsluitend bij de grote maatschappijen, de plantages en de Staten van Holland. Anton de Kom beschrijft tot in detail de verschrikkingen van de slavernij: de verscheping vanuit Afrika, het uit elkaar halen van gezinnen, het zonder verdoving brandmerken, de vele verkrachtingen, enzovoorts. 

De namen van de daders worden door de Kom genoemd. Daders, die soms louter uit sadisme de meeste wrede straffen uitvoerden, zoals het afhakken van ledematen, de tong uitrukken, ontelbare zweepslagen toedienen of het gebruik van de Spaanse bok. Voor het uitvoeren van de doodstraf had men een variatie aan middelen, zoals levend verbranden of iemand bot voor bot breken. De Kom neemt de tijd om dit te beschrijven en laat zien dat het geen uitzonderingen waren. De meesters waren almachtig. Er was geen instantie waar een mishandelde slaaf zijn recht kon halen.

Hoe absurd de ongelijke verhoudingen waren - slaven werden niet als mensen beschouwd, dus de blanke meesters zagen gewoonweg niet hun leed - laat de Kom zien aan de hand van vele voorbeelden. Afspraken rond de koop en verkoop van slaven verliep tussen handelaren, plantage-eigenaren en overheidsdienaren. Was er schade dan moest deze vergoed worden. De heer Godefroy ging hier heel ver in. “Deze heer had de brutaliteit om bij de koloniale regering een eis tot schadevergoeding in te dienen voor achtentwintig door hemzelf geëxecuteerde slaven.”

Naast de onderdrukking beschrijft De Kom ook het lot van diegenen die de plantages wisten te ontvluchten. Zij verscholen zich in de jungle, probeerden hier een bestaan op te bouwen en voerden acties uit tegen de Nederlanders, die op hun beurt expedities uitzetten om deze marrons uit te roeien. In feite was het een langdurige guerrilla-oorlog. Bijzondere aandacht geeft De Kom aan drie vrijheidsstrijders: Baron, Bonni en Joli Coeur. Zij stierven alle drie in hun streven naar vrijheid.

Uiteindelijk volgde 1863 de afschaffing der slavernij, later dan in de omliggende landen. De Nederlanders hielden niet alleen lang vast aan hun slavernij - uit economische motieven en/of puur vanuit superioriteitsdenken – ook waren zij berucht vanwege hun omgang met hun tot slaaf gemaakte medemensen. Engelsen en andere buitenlanders verwonderden zich over de wrede lijfstraffen en het gemak waarmee de doodstraf werd uitgevoerd in Suriname.

Na de afschaffing waren niet ineens alle problemen verdwenen. In het tweede deel van het boek behandelt De Kom deze periode vooral vanuit historisch–economisch standpunt. Hij beschrijft de manieren waarop de machthebbers in Suriname zochten naar nieuwe bronnen van inkomsten: het verbouwen van nieuwe gewassen, zoals de bacove. De Kom laat zien hoe en waarom deze projecten mislukten. In dit deel van het boek gaat hij soms erg in op details, maar een van de conclusies is dat de overheid steeds voorrang gaf aan grootschalige landbouw en hier vaak verkeerd gokte. Er was vooral behoefte aan een grote diversiteit aan producten, die naast elkaar verbouwd zouden kunnen worden, een vorm van kleinschalige landbouw dus.

Het mooie is dat De Kom op een wetenschappelijke manier een ontwikkeling, een verschijnsel benadert, maar dat hij daarnaast met gezond verstand kijkt naar wat er in de praktijk gebeurt. Hij is historicus en direct verbonden met het onderwerp van zijn studie. Hij schrijft helder, zijn toon is soms afstandelijk beschouwend of cynisch, dan is hij weer sterk betrokken en activistisch. Het is een bijzonder mengsel, dat er voor zorgt dat Wij slaven van Suriname anno 2019 nog steeds zeer leesbaar is. Het is een van die boeken die meer aandacht verdient. Op de middelbare school zou het tot een vast onderdeel van de geschiedenisles moeten worden. Deze klassieker zou opgenomen moeten worden in de canon van de Nederlandse literatuur.

Geen opmerkingen: