Een reis om de wereld in 80 bomen gaat over bomen en over mensen. De mens is essentieel geweest voor de verspreiding en vooral de vernietiging van heel veel bomen. Nieuw ontdekte bomen (door de Europeanen) leverden nieuwe producten, medicijnen en voedselbronnen op. Maar hout en andere producten van bomen zijn ook nauw verbonden met Europese expansie, de uitbreiding van de wereldhandel en de afbraak van veel natuurgebieden en lokale gemeenschappen.
De Guttaperchaboom komt uit Borneo. De lokale bevolking gebruikte het wonderlijke melksap van deze boom voor het maken van voorwerpen en gereedschappen. Toen kwamen halverwege de negentiende eeuw de Engelsen. Zij zagen nieuwe mogelijkheden: eerst werden er golfballen van het melksap gemaakt, later werd het massaal gebruikt als isolatiemateriaal voor elektriciteitsdraden. De telegraaf was uitgevonden en al snel werd er gewerkt aan een wereldwijd netwerk van draden, geïsoleerd met het gekookte en gestolde melksap van de Guttaperchaboom. Het laat zich raden wat er met de bomen gebeurde op Borneo. De vraag was enorm, bomen werden gekapt en het ecosysteem raakte ontregeld.
Dit patroon lees je voortdurend terug in het boek. Een bepaalde boomsoort heeft eeuwenlang lokaal een belangrijke functie binnen een gemeenschap, als bron van voedsel en producten en/of als belangrijk symbool. Europeanen ontdekken vervolgens dat een bepaald product van de boom verhandelbaar is. Er wordt gekapt, gekweekt en geëxploiteerd voor de wereldhandel, waarmee het milieu gesloopt wordt. Het is kapitalisme is zijn zuiverste vorm. Je wordt er soms moedeloos van.
Bomen zijn door langdurige evolutie op allerlei manieren aangepast aan hun omgeving. De rode mangrove gedijt bijvoorbeeld in zout water en verovert zelfs land op de zee. Bomen kunnen niet lopen (hèhè) en moeten zich op andere wijzen verdedigen tegen dieren en andere planten: door zaden te beschermen met harde omhulsels, stekels, gif, enzovoorts. Tegelijkertijd moet de voortplanting georganiseerd worden. Hieruit zijn de meeste bizarre samenwerkingen met andere organismen uit voortgekomen. Het boek staat er vol mee. Iedere vijgenbomensoort is een symbiose aangegaan met een bepaalde wespensoort. Deze wespen hebben een ingewikkeld paringsritueel in de vruchten en zorgen daarmee voor de bestuiving.
Er zijn bomen die kunnen fluiten. Er zijn bomen die heel veel nikkel in zich hebben en zich daarmee beschermen tegen indringers. Het sap van deze Sève bleue uit Nieuw-Caledonië is inderdaad blauw. Er zijn bomen die plaats bieden aan mierenkolonies die net genoeg van de boom mogen gebruiken, waardoor beide soorten kunnen overleven. Er zijn bomen die zaaddozen hebben ontwikkeld die exploderen als de tijd rijp is. De zaden schieten zo ver weg dat de ontkiemende bomen niet kunnen concurreren met de ouders.
Mensen hebben in de loop der eeuwen bomen onderzocht op bruikbaarheid. Wij zijn erin geslaagd om de stekels te ontwijken, het gif te ontlopen of eruit te kweken en rassen te maken die precies voldoen aan onze wensen. Misschien nog meer dan bij dieren hebben we bomen naar onze hand gezet. Opmerkelijk vond ik dat allerlei veel voorkomende bomen uit onze streken, zoals eiken, beuken en platanen een enorme diversiteit aan ondersoorten kennen. Deze zijn nauw met elkaar verbonden en kunnen ook in de natuur kruisen. De genenpool is divers, wat de overlevingskansen van de hele soort doen toenemen. Dit heeft ervoor gezorgd dat bijvoorbeeld platanen zich uitstekend hebben aangepast aan het stadsleven.
Door kweek, waarbij ondersoorten worden geïsoleerd, wordt een aantal gewilde eigenschappen bevorderd. Zo is het gif uit veel boomsoorten gehaald en zijn appels vooral groot en smakelijk. De keerzijde is dat door het ontbreken van verdedigingsmechanismen veel boomsoorten kwetsbaar zijn geworden. De genetische diversiteit van appelbomen is bijvoorbeeld sterk afgenomen. Deze diversiteit terugbrengen is lastig. De genen die deze eigenschappen zouden kunnen doorgeven zijn er niet meer.
Dit verschijnsel is niet iets wat alleen door de mens wordt veroorzaakt. Van de Wollemia werd gedacht dat hij uitgestorven was. De boom was bekend van fossielen. In Australië werd 25 jaar geleden in een zandstenen kloof een aantal exemplaren gevonden. Het was wereldnieuws. De kleine populatie was echter erg kwetsbaar, omdat het zijn genetisch diversiteit was kwijtgeraakt. De plant werd daarom gestekt en verspreid over de wereld. Het gebied waar de bomen gevonden zijn is niet toegankelijk voor mensen. Toch zijn er door mensen schimmels terecht gekomen, waar de boom zich moeilijk tegen kon verdedigen. “Een levend fossiel dat zeventien ijstijden en talloze bosbranden heeft overleefd, sneuvelt in het wild misschien alsnog door een door mensen verspreide infectie.”
Los van deze soms droevige berichten is Een reis om de wereld in 80 bomen vooral een prachtig boek met schitterende verhalen over bomen. Het is rijk geïllustreerd met tekeningen van Lucille Clerc. In ieder hoofdstuk staat wel een bijzonder verhaal: over geiten die in arganbomen klimmen, over de Japanse lakboom en zelf-gemummificeerde monniken, over de belangrijke rol van kinine tijdens veroveringsoorlogen in Afrika en Azië, over walnootdoppen die gebruikt werden bij het maken van bommen, over bomen van duizend jaar oud, over stinkende bomen, over de klodderigste bomen, enzovoorts, enzovoorts. Je blijft je verbazen wat er aan boomsoorten bestaat en welke overlevingsstrategieën zij hebben ontwikkeld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten