Ik ben een liefhebber van het werk van Anton Valens. Vooral Meester in hygiëne (2004) en Het boek Ont (2012) zijn verrassend en erg grappig. Ik was dus blij met een nieuwe roman van zijn hand. De setting van Chalet 152 is goed gekozen, een vakantiepark bewoond door allerlei mensen die zich erbuiten moeilijk staande kunnen houden. Djoeke van ’t Hull komt er bij toeval terecht, wanneer een oom vraagt of hij tijdelijk op zijn chalet wil passen. Djoeke heeft verder geen plannen in zijn leven (geen werk, geen huis) en neemt de uitnodiging aan.
Valens is goed in het neerzetten van outcasts, met vreemde gewoonten. Zijn hoofdpersonen zijn bedeesde, wereldvreemde figuren. Djoeke is ook zo’n figuur. Hij is begin dertig en alles aan hem is lullig. Hij gaat onopvallend door het leven en is sociaal onhandig. Zijn vorige vriendin maakte het uit omdat hij geen enkele belangstelling voor haar opbracht. Zelf had hij dit niet eens in de gaten. Ooit studeerde hij theologie in Amsterdam, zonder te weten waarom. Hij zwierf in zijn eentje door de grote stad en maakte er geen vrienden.
Op het vakantiepark met de naam ’t Ezeltje doet hij in eerste instantie niets. Hij doet boodschappen, leest boeken en zit op zijn veranda. Na enige tijd – hij is op zoek naar iets omhanden – schrijft hij zich in als vrijwilliger. Hij neemt het op zich de honderden palen op het terrein in de verf te zetten. Door dit werk krijgt hij meer aanspraak en lijkt het erop dat hij vrienden maakt. Stuk voor stuk zijn de personages een beetje vreemd. Het verleden van de meesten is duister. Een adellijke moeder en haar volwassen zijn afkomstig uit Poznan, geen idee hoe zij terecht zijn gekomen op het park. Een man heeft de drang om aan mannenschoeisel te snuffelen. Hij pikt schoenen van een groep Oost-Europese zwartwerkers en wordt in elkaar geslagen.
Door zijn werk als paalschilder komt Djoeke in contact met Audrey d’Audretsch. Hij raakt op slag verliefd. De twee beginnen een relatie. Dit vormt het leidende verhaal. Audrey is kunstenaar en redelijk bipolair gestoord. Zij houdt Djoeke aan het lijntje. De ene dag is zij dolverliefd op hem, de volgende dag moet zij niets van hem hebben. Een tweede rode draad in het verhaal is een healing seance. Audrey organiseerde vroeger dit soort rituelen. Zij besluit om voor de bewoners van ’t Ezeltje een nachtelijke healing te houden. De bewoners krijgen een smerig drankje te drinken en raken in trance. Een groot deel van de roman speelt zich af tijdens deze nacht. Djoeke denkt terug hoe hij hier verzuild is geraakt en hoe zijn relatie met Audrey zich ontwikkelde.
Deze opzet is aardig, maar ik had meer over de verschillende personages willen lezen. Valens besteedt veel tijd aan het beschrijven van alle hallucinaties. Dat vind ik minder interessant. Hierbij springt hij weleens van de hak op de tak. Dat hoeft niet erg te zijn, maar de verschillende open eindjes in het verhaal zijn wat onbevredigend. Alsof hij de boel wilde afraffelen.
Toch valt er volop te genieten van zijn schrijftalent. Valens schrijft wat plechtstatig. Tegelijkertijd houdt hij ervan om ranzige situaties onder woorden te brengen. Dat levert een mooie mix op. Hij gebruikt bijzonder woorden, zoals contremapzakken voor het bedrijven van de liefde (dit woord kwam al voor in Meester in hygiëne) en ‘het orgelpunt bereiken’ voor klaarkomen. Bij de eerste ontmoeting met Jefferson, een van de bewoners van het park schrijft hij: “Een hese raspende stem leidde hem af. Een kadavereuze man wielde zich voort in een rolstoel.” Een mooie passage is de beschrijving van de afnemende seksuele drift tussen de twee geliefden. “Het werd een snotterige, slijmerige taak die geklaard moest worden.” Chalet 152 is kortom een aardig en grappig boek, maar het haalt het niet bij de eerdere titels van Anton Valens.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten