woensdag 15 juni 2022

John Cheever – A vision of the world


Ik kende John Cheever (1912-1982) natuurlijk van naam en wist dat hij gezien werd als een van de beste korte verhalenschrijvers van Amerika. Nu ik eindelijk een bundel gelezen heb kan ik dit alleen maar bevestigen. A vision of the world is een mooi uitgegeven bloemlezing uit 2021. Er staan zestien door Julian Barnes geselecteerde verhalen in. Hij schreef ook het voorwoord, waarin hij vertelt over het leven en werk van Cheever en hem kort afzet tegen John Updike en andere auteurs. Hij geeft niet aan waarom hij juist deze zestien verhalen heeft uitgekozen. Ook zegt hij te weinig over waarom hij deze verhalen zo vindt.


Cheever publiceerde zijn verhalen vanaf de jaren veertig van de vorige eeuw. Zijn vijfde en laatste bundel is uit 1973. Daarnaast schreef hij een aantal romans die minder worden gewaardeerd dan zijn verhalen. Veel van de verhalen opgenomen in deze bundel spelen in de suburbs rond New York, een wereld waarin de vrouw overdag thuis zit en voor de kinderen zorgt. De man gaat iedere dag met de trein naar zijn werk. Werk waarover nauwelijks iets wordt vermeld. Het echte leven speelt zich af tijdens de vele cocktailparty’s. De stellen in de suburbs gaan bijna iedere avond uit, meestal naar etentjes en borrels in de buurt. Onmin uit zich door de ander niet uit te nodigen voor een partijtje. Roddel, overspel en echtelijke ruzies zijn nooit ver weg. Op de achtergrond is de dreiging van een atoomoorlog voelbaar, terwijl de herinnering aan de vorige oorlog nog springlevend is. De mannelijke hoofpersonen zijn meestal gefrustreerde eikels. Het eten is niet gereed en meneer is weg. Een nieuwe secretaresse wordt aangenomen. De man gaat op een dag met haar naar bed. De volgende dag wordt zij ontslagen.

 

Zo samengevat lijken de verhalen een sociale aanklacht in zich te hebben. Dit is misschien zo maar ze zijn meer dan dat. Het mooie is dat Cheever altijd een vreemde draai aan een verhaal weet te geven. Het is geen absurdisme, maar het normale leven krijgt een dromerige dimensie, met onverwachte wendingen tot gevolg. Uiteindelijk blijven de personages in wanhoop achter. In `The Enormous Radio’ speelt een meer dan gewoon echtpaar de hoofdrol. Het verhaal begint als volgt: Jim and Irene Wescott were the kind of people who seem to strike that satisfactory average of income, endeavor, and respectability that is reached by the statistical reports in college alumni bulletins. They were the parents of two young children, they had been married nine years, they lived on the twelfth floor of an apartment house near Sutton Place, they went to the theater on an average of 10.3 times a year, and they hoped someday to live in Westchester. 

 

Omdat de radio kapot is gegaan besluit de man een nieuwe te kopen. Zij luisteren immers zo graag naar muziek op de radio. Het blijkt een bijzonder duur, groot en lelijk ding. De vrouw is in shock. Als haar man naar zijn werk is zet zij de radio aan. Zij hoort stemmen en vangt ruzies op. Het blijkt dat zij via de radio gesprekken van haar buren kan ontvangen. De vrouw raakt erdoor geobsedeerd. In ieder huishouden is wel wat mis. De man ziet zijn vrouw ten onder gaan, terwijl hij haar alleen wat vertier wilde bieden. Na verloop van tijd twijfelt zij ook aan haar eigen gelukkige huwelijk. De sfeer in het verhaal is heel bijzonder: dreigend, soms mysterieus. Als uitgangspunt neemt Cheever een heel normaal gezin, waar een andere werkelijkheid binnendringt, waardoor het leven ontwricht raakt. Goed is ook dat je niet leest hoe de stemmen in de radio terecht zijn gekomen. Er is geen ontknoping. Wat er precies aan de hand was blijft vaag. De obsessie van de vrouw voor de radio is een verslaving, maar de stemmen bieden ook troost. Haar leven zal nooit meer hetzelfde zijn.

 

Een ander beroemd verhaal is The Swimmer. Het begin is meesterlijk: It was one of those midsummer Sundays when everyone sits around saying, “I drank too much last night.” You might have heard it whispered by the parishioners leaving church, heard it from the lips of the priest himself, struggling with his cassock in the vestiarium, heard it on the golf links and the tennis courts, heard it in the wildlife preserve, where the leader of the Audubon group was suffering from a terrible hangover. “I drank too much” said Donald Westerhazy, at the edge of the Westerhazys’ pool. “We all drank too much,” said Lucinda Merrill. “It must have been the wine,” said Helen Westerhazy. “I drank too much of that claret.”

 

Het is zondagmiddag. De hoofdpersoon bevindt zich op een cocktailparty. Hij besluit niet gewoon naar huis te gaan, maar via allerlei tuinen al zwemmend de kortste weg naar huis te nemen. In iedere tuin ligt wel een zwembad. Hij ontmoet buren die hem voor een drankje uitnodigen, hij blijft soms even hangen of verlaat de tuin weer zo snel mogelijk. Hij doorstaat een onweersbui, hij passeert een tuin waar tot zijn verbazing de bewoners blijken te zijn vertrokken en zijn krachten nemen af. Hij ziet de wereld om hem heen veranderen en bij thuiskomst is alles anders. Ook in dit verhaal gaat achter de alledaagse realiteit - van een zondagmiddagborrel in een mooie buitenwijk - een ander wereld schuil. De zwemtocht kun je zien als een psychologische ontwikkeling. Zwemt hij naar de toekomst, vallen hem de schellen van de ogen door het zwemmen? Of zwemt hij van werkelijkheid naar fictie? Cheever zegt er zelf niets over in het verhaal, het is gewoon een verhaal waar iets vreemds in gebeurt.

 

Een terugkerend onderwerp is dat mensen willen ontsnappen uit hun situatie, uit de 

suburbs, maar dit lukt nooit. Ze zitten vast in dit leven. Het huwelijk is een hel, maar de scheiding gaat toch niet door. Waar kun je heen als alleenstaande vrouw? Een andere man is verliefd op de babysitter en ziet hierin een kans te ontsnappen aan de vrouw waar hij niet meer van houdt. Het gebeurt niet. De enige manier om uit dit bestaan weg te komen lijkt de dood, al dan niet zelfgekozen. Ergens in een verhaal denkt een personage zelfs dat we allemaal als acteurs in een 'television comedy' zitten. Mooi is dat Cheever de positie van actor en toeschouwer soms omdraait. De figuren die hij schetst zijn geen anderen, wij zijn het zelf. Tot slot een aansluitend citaat: Time, I thought, strips us rudely of the privileges of the bystander, and in the end that couple chatting loudly in bad French in the lobby of the Grande Bretagne (Athens) turns out to be us. Someone else has got our post behind the potted palms, our quiet corner in the bar, and, exposed, perforce we cast around for other avenues of observation. 

Geen opmerkingen: