donderdag 30 april 2020

Judith Koelemeijer – Het zwijgen van Maria Zachea

Sommige bestsellers gaan op het moment dat iedereen ze leest aan mij voorbij. Soms sla ik zo’n boek bewust over omdat je er al zoveel over hebt gehoord. Soms vergeet ik gewoon een boek te lezen. Zo’n vergeten boek is het Het zwijgen van Maria Zachea uit 2001. Koelemeijer beschrijft aan de hand van twaalf kinderen de geschiedenis van een gezin in Noord-Holland. Maria Zachea is de moeder, maar iedereen noemt haar gewoon Moe. Zij is de grootmoeder van Judith Koelemeijer.

Het boek is journalistiek. Koelemeijer laat zo nauwkeurig mogelijk de kinderen aan het woord en zij citeert bronnen. De kinderen, geboren tussen 1934 en 1953,  waren allemaal bereid om te praten. Ondanks het journalistieke van het boek is de opbouw literair vakkundig gedaan. Moe was na een hersenbloeding gebonden aan huis. Zij lag op bed of zat op een stoel voor het raam. Spreken deed zij steeds minder. De artsen dachten dat het niet lang meer zouden duren, maar zij heeft acht jaar zitten zwijgen. De kinderen pasten bij toerbeurt op haar. Koelemeijer laat in ieder hoofdstuk een kind aan het woord, te beginnen bij de oudste. Zij wisselt dit af met scenes uit de laatste fase van het leven van Moe. 

Het zwijgen in haar laatste jaren is hoogstwaarschijnlijk het gevolg van meerdere kleine hersenbloedingen. Een aantal van de kinderen denkt dat zij zwijgt omdat zij boos of teleurgesteld is. Soms praat zij opeens wel. De telefoon gaat en zij reageert als in een reflex, een restant uit de tijd dat het gezin een winkel in tuinartikelen en planten aan huis hadden. Elk telefoontje kon er een van een klant zijn.

Naast een familiegeschiedenis laat het verhaal zien hoe een groot gezin leefde in een periode waarin de bevolking het steeds beter krijgt. De primitieve omstandigheden zijn soms verbijsterend. De jongens deelden hun onderbroeken met elkaar. Was je te laat met een onderbroek uit de kast pakken dan liep je een week in een versleten exemplaar. Een week! Op de kamers stonden po’s, vaak tot aan de rand gevuld. De jongens leegden deze regelmatig gewoon uit het raam. Een oom woonde tegenover het gezin. Hij was vrijgezel, waste zich nooit en maakte zijn huis niet schoon. Soms organiseerde een aantal nichten een schoonmaakinval. Als de oom er lucht van kreeg sloot hij de deuren. Hij was vaak bij de koeien in de stal en poepte ook gewoon bij de beesten.

Het gezin was katholiek, arm en buitengewoon zuinig. Een deel van de jongens mocht studeren, een ander deel werkte bij vader in de zaak. Zij hadden een tuindersbedrijf, later kwamen daar tuincentra bij. Het hele gezin moest bijspringen. De kinderen kregen er nauwelijks voor betaald, ook toen de zaken veel beter gingen. Een paar zonen namen de zaak over, maar vader vertrouwde hen gewoon niet. Hij kon het werk niet loslaten. 

Mooi is dat je in de loop der tijd leest hoe de jongere kinderen in de jaren zestig steeds meer vrijheid opeisten. Koelemeijer laat die verschuiving door de chronologie die zij hanteert heel goed zien. De botsingen tussen de vader, die fanatieker werd in het geloof, en de kinderen werden steeds heftiger. Marian, het negende kind, trouwde als eerste met iemand die niet Katholiek was, een brave jongen. De bruidegom had een snelcursus katholicisme gevolgd en doorstond het examen op de dag van de bruiloft. Pa was tevreden. De jongere kinderen trokken zich minder aan van het Katholieke geloof. Een aantal kinderen haatte pa zelfs. Martien moest tot zijn eigen verbazing bij zijn overlijden huilen. “Niet om wat er was, maar om alles wat er niet was geweest.”

Het centrale thema in het boek in het zwijgen. Er werd nooit ergens over gesproken. Moe wilde de rust bewaren, pa duldde geen tegenspraak. Een aantal kinderen bekent nooit een echt gesprek met hun moeder te hebben gevoerd, of nooit emoties met haar te hebben gedeeld. Heel ingrijpend was het overlijden op jonge leeftijd van Jos, de oudste broer. Hij zat in het leger. Hij werd met veel ceremonieel begraven. Het verdriet werd zelden getoond. Er werd niet over zijn dood gesproken. Heel toepasselijk dus dat Moe op latere leeftijd niet meer kon praten, juist in een periode dat de kinderen stuk voor stuk langskwamen om op haar te passen en de behoefte voelden met haar over hun levens te praten. Zo kun je Het zwijgen van Maria Zachea lezen als een uitlaatklep: de kinderen konden hun verhalen delen.

Geen opmerkingen: