donderdag 18 mei 2023

Gerbrand Bakker – Moeder, na vader


De vader van Gerbrand Bakker werd 90 jaar. Hij werkte een paar maanden voor zijn dood nog dagelijks in de tuin. Op een dag kreeg hij spit. Hij hield op met werken, ging liggen en bemoeide zich niet meer met de tuin. Hij kwam de weken erna minder en minder vaak zijn bed uit, stopte op een dag met eten en ging dood. Gerbrand Bakker vraagt zich af waarom hij is overleden, niet waaraan, want dan is het antwoord: spit. Zijn vader was gezond en sterk. Alsof doodgaan een keuze is, iets wat je zelf in de hand hebt; alsof zijn vader besloten had dat het voor hem tijd was. Het is een mooi beeld en het is kenmerkend voor de manier waarop Bakker naar de wereld om hem heen kijkt. 


In dit derde deel privé-domein, na Jasper en zijn knecht en Knecht, alleen, waarin Bakker wederom een inkijk geeft in zijn dagelijkse leven, staat de dood van zijn vader en de zorg voor zijn achtergebleven moeder centraal. De waaromvraag die hij stelt bij zijn vaders dood wordt niet expliciet beantwoord. Bakker houdt niet van filosofische bespiegelingen en diepzinnige gesprekken. Zijn manier van vertellen is heel precies, bijna zakelijk, maar hij bouwt bijna nergens een betoog op. Zijn oudste broer wil altijd diepzinnige gesprekken voeren. Gerbrand heeft daar geen zin in. Zij krijgen er makkelijk ruzie om en zien elkaar daarom ook niet zo vaak. Gerbrand praat liever over koetjes en kalfjes, iets wat zijn broer niet kan. Terloops zegt hij daarbij vaak mooie dingen. Dit niet nadrukkelijk benoemen en de terloopse manier van vertellen van belangrijke dingen, spreekt mij bijzonder aan.

 

Na de dood van zijn vader belt hij zijn moeder zeer regelmatig en gaat hij er met zijn nieuwe vriend M. vaak langs. Zij wonen inmiddels samen, delen het huis in de Eiffel en het huis in Amsterdam. Zijn moeder woont in de Wieringerwaard, in het huis waar Gerbrand ook gewoond heeft. Hij groeide op in een groot gezin. Een broer van hem woont met zijn gezin tegenover moeder. Andere kinderen en buurtgenoten komen geregeld over de vloer bij moeder. Telefoongespreken met zijn moeder hebben vaak eenzelfde verloop. “‘Ba-kker’, zeg ik als ik na een hele tijd gerommel hoor aan de andere kant. Ba-kker! zegt mijn moeder.“ Hij herinnert haar aan een afspraak die zij vergeten is, zij kijkt op de kalander, waar alles op moet staan. Hij vraagt hoe het bezoek vanmorgen was. Zij moet hard nadenken wie er geweest is. Ze twijfelt of zij de tuin in gaat, of ze zegt heerlijk voor de kachel te zitten. Zij mist haar man, het verdriet is er, maar zij telt haar zegeningen. Een bezwerende formule, die zij vaak herhaalt.

 

Mooi is hoe Bakker zijn moeder nooit iets kwalijk neemt, ook haar vergeetachtigheid niet. “Er zijn familieleden die denken dat ze een tikje dement wordt. Ik zie het eerder als een met volle overtuiging gewoon alles over zich heen laten komen. Zo lag ze ook altijd in het ziekenhuis: in volle overgave. Tevreden halfrechtop zittend, beide handen naast zich op het dek een beetje om zich heen te kijken. Rustig wachten op het eten, dat altijd lekker was, vooral ook, vermoed ik, omdat iemand anders het klaargemaakt had.”


Naast de gesprekken met zijn moeder en de belevenissen als hij bij haar langsgaat komt er veel voorbij in dit dagboek. De vriend van Bakker heeft een hond. Zij heet Floris en het is een extra geschenk. Zij is dol op hem, en het is wederzijds. Eindeloos wil zij met een bal of stok spelen en bij voorkeur zit zij tijdens het schrijven bij hem op schoot. Ook tijdens bijvoorbeeld een interview in een boekwinkel klimt ze op schoot. Bakker ziet vaak erg op tegen interviews en optredens. Hij heeft last van irritaties, en voorafgaand aan een optreden in Brommer op zee toont hij een ijdele kant. Hij maakt zich zorgen om zijn wallen. Hij bereidt zich goed voor, maar meteen de eerste vraag van Ruth Joos begrijpt hij volstrekt niet. Hij vraagt zich af wanneer het eindelijk over zijn boek zal gaan. Het zijn prachtige passages in het dagboek, maar eigenlijk kent Moeder, na vader geen zwakke stukken. Ik ben misschien te weinig kritisch, maar eigenlijk vind ik alles waarover Gerbrand Bakker schrijft mooi: of het over overleden schrijvers gaat, de perikelen in de familie-app, zijn zorgen over de verkoop van De Kapperszoon of het werken in de tuin van zijn moeder. Wat mij betreft mag Gerbrand Bakker ieder jaar een privé-domein schrijven.

 

Geen opmerkingen: