vrijdag 17 maart 2023

Raoul de Jong – Boto Banja


In 2020 schreef Raoul de Jong het veelzijdige Jaguarman. Het boek is zowel reisverhaal, geschiedenisles als een persoonlijke zoektocht. Geen wonder dat boekhandelaren niet altijd wisten op welke plank zij het boek moesten plaatsen. Het onderwerp van het boek was Suriname en een van zijn doelen was verborgen verhalen van onderdrukte culturen zichtbaar te maken. Ditzelfde doet hij in het Boekenweekessay Boto Banja. Het onderwerp is breder, het hele Caribische gebied en de vele afstammelingen van tot slaaf gemaakte Afrikanen. Helaas had hij amper zestig pagina’s tot zijn beschikking om dit verhaal te vertellen.

 

Binnen de beperkte ruimte weet Raoul de Jong de lezer te verrassen en te inspireren met verhalen van het geheime genootschap der dansende schrijvers, zoals de ondertitel luidt. De miljoenen mensen die uit Afrika werden weggevoerd uit hun land en losgetrokken uit hun familiebanden hadden schijnbaar niets kunnen meenemen. Maar zij brachten toch iets mee: de verhalen en het dansen. De Boto Banja is de rituele boottocht, een herbeleving van deze reis. De Jong gaat op zoek naar de verhalen van wat de Afrikanen meenamen op hun reis, zowel in boeken als door naar de Dominicaanse Republiek en Curaçao te reizen. Hij ontmoet mensen waarin hij zichzelf herkent. Een jongetje met blauwe ogen een eenzelfde huidskleur als hij heeft loopt met hem op. Iedereen denkt dat hij de vader is. 

 

De Jong ontmoet Maria en wil van haar verhalen horen over de Boto Banja. Zij beantwoordt zijn vragen kortaf, maar als er plotseling muziek klinkt is er een opening. De ritmes komen uit Afrika en net als in Suriname worden ze gebruikt om geesten op te wekken. “We hebben het wachtwoord gevonden en de deur geopend.” Nu stromen de verhalen binnen over de spin Anansi, vodou en dansende schrijvers. Mooi is hoe De Jong dergelijke ontmoetingen verbindt met verhalen over schrijvers die in een schitterend pak de oceaan over gingen naar Europa, ook om er te dansen. Anton de Kom was bijvoorbeeld een uitstekende danser, een Fred Astaire.

 

Hij vertelt verder over The Harlem Renaissance, een periode aan het begin van de twintigste eeuw waarin zwarte vrijgemaakten naar het noorden trokken en zich in New York cultureel konden manifesteren. “Zwarte schrijvers konden plotseling een groot publiek bereiken, mits ze vertelden wat dat publiek wilde horen.” Een van die schrijvers was Claude McKay, die de roman Banjo schreef. McKAy kwam vanuit Jamaica in 1914 aan in New York en bleef daar een paar jaar. Een zekere onrust dreef hem weg. Hij bezocht de Sovjet-Unie, reisde naar Parijs en vond rust in Marseille, waarover hij het boek Romance in Marseille schreef, dat pas in 2020 postuum werd uitgegeven. Het staat inmiddels op mijn leeslijst.

 

In 1919 schreef McKay het gedicht If we must die, over een groep mensen die niet wil vechten, maar er wel toe gedwongen wordt. Raoul de Jong citeert het niet in zijn prachtige Boekenweekessay, dat als enige minpunt heeft dat het te kort is, daarom citeer ik het maar hier.

 

If we must die, let it not be like hogs

Hunted and penned in an inglorious spot,

While round us bark the mad and hungry dogs,

Making their mock at our accursèd lot.

If we must die, O let us nobly die,

So that our precious blood may not be shed

In vain; then even the monsters we defy

Shall be constrained to honor us though dead!

O kinsmen! we must meet the common foe!

Though far outnumbered let us show us brave,

And for their thousand blows deal one death-blow!

What though before us lies the open grave?

Like men we’ll face the murderous, cowardly pack,

Pressed to the wall, dying, but fighting back!

Geen opmerkingen: