zondag 31 oktober 2021

Nicolien Mizee – Hoog en laag springen


Hoog en laag springen is het vierde deel in de reeks Faxen aan Ger. Het verscheen dit jaar en het bestrijkt de periode 1 juni 1999 t/m 22 februari 2000, dus ruim vierhonderd pagina’s voor nog geen jaar. Zouden we nu nog twintig delen Faxen aan Ger kunnen verwachten? Ik denk het niet. In een interview met Gijs Groenteman liet Nicolien Mizee weten dat zij nog steeds faxt aan Ger, maar dat de hoeveelheid tekst minder is geworden.

Deze periode is cruciaal in de schrijfloopbaan van Mizee. Zij is in de ban van het schrijven van haar eerste boek, dat zij samenstelt op basis van de faxen. Mensen in haar omgeving reageren wisselend. Sommige vrienden worden hysterisch bij het idee dat zij in het boek voorkomen. Zij voert vele nachtelijke telefoongesprekken, waar zij weer verslag van doet aan Ger. 

 

De verstoorde relatie met haar ouders krijgt een nieuwe dimensie wanneer haar vader besluit de kinderen een som geld te geven. Zoals gewoonlijk belooft hij dingen die hij niet nakomt. Nicolien zit niet bepaald achter zijn geld aan, maar wanneer hij toezegt dat zij dertigduizend gulden krijgt zoekt zij alle financiële consequenties uit en wanneer later hij niet meer weet wat de bedoeling was is zij terecht razend. Dan blijkt dat hij de andere kinderen andere bedragen wil geven. Hij verandert voortdurend van gedachten, weet niet meer wat hij gezegd heeft en is teleurgesteld als Nicolien boos wordt. Dan belt haar zus Lot haar: “Zeg, van papa hoorde ik dat jij woedend bent omdat je vindt dat je te weinig geld krijgt. Wat is daarvan waar?”

 

Mizee reageert hierop en zegt daarmee veel over hoe zij naar mensen kijkt. “Is het niet om wanhopig van te worden? Ik had die man er nog met geen woord over gesproken! Ik denk dat ik daarom ook niet tegen discussies kan: ik ben ervan overtuigd dat mensen in hun hoofd slechts plaats hebben voor één denkbeeld. Dan kun je hoog en laag springen, daar verandert niets aan.” Vaak geeft zij aan behoefte te hebben aan duidelijkheid en wil zij dat er naar haar geluisterd wordt. Haar wispelturige vader en haar tirannieke moeder die in haar jeugd steeds andere eisen aan haar stelden en nooit ingingen op haar wensen, maakten haar toen al wanhopig. Het is nooit weggegaan. Een citaat: “Nog liever goede, duidelijke misdadigers dan dergelijke lui, die zogenaamd goed willen doen voor anderen. Mijn angst dat er niet naar mij geluisterd wordt, heeft me niet alleen ongeschikt voor alle vormen van arbeid gemaakt, maar zelfs voor de arbeidsongeschiktheid – met zijn vreselijke, mensonterende keuringen.”

 

Haar moeder verandert nooit. Nicolien spreekt af Eerste Kerstdag te komen. Haar moeder nodigt zonder overleg ook een zielige, akelige vriendin uit. Wanneer Nicolien weigert te komen is haar moeder zwaar beledigd. Erger is de bewondering van haar moeder voor vaak hele enge mannen. Lot, de zus van Nicolien poseert evenals zij naakt voor groepen cursisten. Zij is gevraagd dit privé te doen voor een nogal wansmakelijke man. Lot gaat erop in en vervolgens probeert de man aan haar te zitten. De moeder vergoelijkt het door te stellen dat het heel normaal en begrijpelijk is dat zo’n man aan haar mooie dochter wil zitten. Nicolien is woedend, maar begrijpt ook de meegaandheid die er al jong is ingepland door de moeder. Als kind had zij Nicolien - toen ze een jaar of zestien was - uitgeleverd aan een oud mannetje dat naaktfoto’s wilde maken. Nicolien verzette zich niet en haar moeder vond het geweldig, zo’n leuke man!

 

In dit deel zijn er naast het schrijven van haar debuut meer grote veranderingen aan de gang. Zij twijfelt aan het poseren voor een aantal gezelschappen en stopt daadwerkelijk op een plek waar zij al vijftien jaar komt. Nicolien begrijpt steeds beter dat zij zelf beslissingen kan nemen. Heel eenvoudig op een feestje gewoon weglopen als je weg wil, zonder zich iets aan te trekken van een familielid dat beslag op je legt. Een grote stap is de breuk met haar vriendin Louise: overigens geen spoiler, want het staat gewoon op de achterflap. Ze leert langzaam zich niet meer op te winden over wat Louis zegt of doet. Veel gesprekken met haar eindigen in ruzie, maar dat heeft zij vaker met vrienden. In het café praat zij met Balthasar die zich ergert over het gedrag van zijn ouders. Nicolien blijft herhalen dat het niet zijn zaak is en raakt ook opgewonden. Balthasar reageert hierop. “Vind je ’t vervelend? Vroeg hij ineens verlegen, we kunnen het ook wel ergens anders over hebben.” Nicolien antwoordt: “Nou, ik zit wel lekker te schreeuwen, maar ik krijg wel zin in koffie.”

 

Nicolien schrijft aan Ger over haar kijk op literatuur. Ze is verbaasd over een aantal regels die in Nederland lijken te bestaan: een boek mag niet goed aflopen, je moet vooral iets tonen en niet zeggen en je mag Madame Bovary geen slecht boek vinden. Zelf zegt zij zich bij een boek pas te kunnen ontspannen als het heel goed is. En over haar eigen manier van schrijven zegt ze “dat een objectieve blik vreemd genoeg het gevolg is van een hoogstpersoonlijke, zo scherp mogelijk geformuleerde subjectiviteit.”

 

Ik kan blijven citeren uit deze Faxen aan Ger, nog eentje dan. De uitgever vindt dat zij lachend op de achterflapfoto moet staan. “Ik zou nooit een boek lezen van iemand die er zo uitziet. Trouwens: als je mijn boek leest, kom je er juist achter dat er bitter weinig te lachen valt in het leven. En dan heb je ’t uit, ben je helemaal kapot, sla je het dicht en dan sta ik daar een beetje stom te lachen!”

2 opmerkingen:

Erik Scheffers zei

Hoi Alek, ik heb jouw 4 stukjes over de "Faxen aan Ger" met heel veel plezier gelezen en ben vast van plan om te zijner tijd de boeken zelf ter hand te nemen. Groetjes, Erik

Alek Dabrowski zei

Dank, veel leesplezier1