dinsdag 2 februari 2021

Lize Spit – Ik ben er niet

 

Lize Spit werd met haar debuut Het smelt uit 2016 een gewaardeerd schrijver. De dikke roman kreeg lovende kritieken en werd een bestseller. Het verhaal gaat over opgroeien in een liefdeloos gezin, jeugdvriendschap, volwassen worden en wraak. Spit beschrijft de gebeurtenissen vanuit de volwassen hoofdpersoon die terugkeert naar het dorp waar zij opgroeide. Spit weet een bijzondere spanning op te bouwen door heel gedoseerd telkens een beetje informatie prijs te geven. Vier jaar later verschijnt haar tweede roman Ik ben er niet. Het boek van bijna 600 pagina’s draait om een relatie tussen een getraumatiseerde jonge vrouw en haar bipolaire vriend. Spit weet het verhaal eenzelfde soort spanning mee te geven als in haar debuut.

 

De jonge vrouw heet Leo, haar vriend heet Simon. Zij leerden elkaar tijdens hun studie kennen en wonen al tien jaar samen in een appartement in Brussel. Zij hebben weinig vrienden en zijn erg op elkaar aangewezen. Beiden hebben hun moeder jong verloren. Leo groeide op in een dorp. Haar moeder werd aangereden toen zij een boodschap deed. Zij zag toen als klein kind haar moeder op straat liggen. Met haar vader heeft zij geen contact meer. Simon werd als kind gepest om zijn flaporen. Later zijn zijn oren operatief rechtgezet. In zijn studententijd werd zijn moeder dodelijk ziek. Zij koos ervoor in afzondering te sterven. Simon heeft net als Leo nauwelijks contact met zijn vader. De vader woont in het buitenland.

 

Het verhaal verspringt voortdurend in de tijd. Op de eerste pagina – het hoofdstukje is getiteld Nog elf minuten, Winkel – is Leo aan het werk in de winkel met zwangerschapskleding Buik & Boek. Zij merkt niet dat er op haar telefoon urgente berichten binnenkomen. Als lezer weet je dan al dat er over elf minuten een dramatisch ontknoping moet volgen. Deze korte hoofdstukken wisselt Spit af met de hoofdvertelling van bijna een jaar waarin Simon in een psychose terecht komt. De aanzet hiervoor is een wild idee dat hij heeft opgedaan tijdens een avond stappen. Simon is talentvol. Hij werkt bij het ontwerpbureau Think Out Loud.Hij heeft besloten om persoonlijke tattoos te gaan ontwerpen en is ervan overtuigd dat hier een markt voor is. Zelf heeft hij diezelfde nacht een tattoo laten zetten, achter zijn oren. Dit lopende verhaal wordt naast de korte vooruitblikken afgewisseld met scènes uit hun jeugd en tijdens hun studie. De verschillende tijden laat Spit heel kundig in elkaar glijden. Sowieso speelt zij de hele roman met de tijd. Vaak laat zij de tijd vertragen om spanning op te bouwen. Ditzelfde procedé paste zij toe in Het smelt. In Ik ben er niet vind ik het nog beter uitgewerkt. Ik liet mij er ieder geval door meeslepen. 

 

De bipolaire stoornis van Simon staat centraal in het boek. Al snel wordt duidelijk dat je de verhalen van Simon niet altijd kunt geloven. Hij voelt zich bespioneerd. De mensen van het bureau waar hij werkte hebben het op hem voorzien. Leo heeft eigenlijk maar één vriendin. Lotte is de collega waar zij al jaren mee samenwerkt in de zwangerschapswinkel. Wanneer Lotte een relatie krijgt met Coen, een oud-collega van Simon is dit voor Simon weer een bewijs dat zij tegen hem samenspannen. De wanen van Simon gaan ver. Er zijn bouwvakkers in de straat bezig. Simon weet zeker dat Coen vanuit de bouwkeet hem in de gaten houdt. Een kenmerkend citaat verderop in het verhaal: “Wat ze precies van me willen, dat moet ik nog ontcijferen, ik ben er bijna. Ik ben bezig om via Google al de locaties te bepalen waar ik ooit met Coen gevoetbald heb en waar we samen geweest zijn, en ook heb ik de coördinaten van Paul & Friends, ergens in de som van die verschillende codes moet het antwoord verborgen liggen, op basis daarvan kan ik een ultiem ontwerp maken.”

 

We zien Simon uitsluitend door de ogen van Leo. De verhouding tot haar geliefde die verandert en verdwijnt is eigenlijk het thema van het boek. Leo ziet de eerste verschijnselen, het obsessief bezig zijn met zijn nieuwe bedrijfje, als een onderdeel van rouwverwerking. Zij geeft hem een bepaalde periode voordat zij zal gaan ingrijpen. Maar telkens past zij zich toch aan aan haar vriend. Zij vergoelijkt zijn gedrag, denkt dat het overgaat en verzwijgt de excessen voor Lotte en Coen. Leo probeert het gedrag van Simon te duiden. “Het was moeilijk in te schatten wat Simon nu eigenlijk meer vreesde: dat iedereen hem bespioneerde, of dat het in werkelijkheid niemand kon schelen waarmee hij bezig was.” 

 

Je begrijpt langzaamaan dat het gedrag van Simon niet uit de lucht komt vallen. Al eerder was hij excessief met nieuwe ideeën aan de slag gegaan. Nooit rondde hij ze af. Ook het verleden van Leo speelt steeds meer op. In de korte hoofdstukjes naar de climax toe, denkt zij instinctief aan de ogenblikken vlak na de dood van haar moeder. Met de vrees voor een komende ramp raakt zij geestelijk verstrikt in deze eerdere ramp die haar trof. Je begint als lezer haar ook te wantrouwen. Is haar waarneming wel zo zuiver? Hoe goed kan zij het gedrag van haar vriend nog inschatten?

 

Simon drukt Leo keer op keer op het hart bepaalde dingen niet te delen met Lotte, Coen of anderen. Zij verkeert in grote tweestrijd. Aan de ene kant laat zij aan de buitenwereld niet blijken hoe erg Simon eraan toe is. Zij wordt daar meermaals in bevestigd door bijvoorbeeld de vader van Simon of een dokter die zij raadpleegt. Aan de andere kant verzamelt zij bewijs voor de ziekte van Simon. Zijn filmt hem stiekem, bespioneert hem en liegt hem zeer vaak voor. Spit werkt deze worsteling zeer knap uit. Het is een onmogelijke keuze. Leo vormt samen met Simon een eenheid. Zij zijn geliefden voor het leven. Uit deze cocon stappen voelt als verraad. Tegelijkertijd is Simon niet meer wie hij was. Leo probeert voortdurend te achterhalen wat er in hem omgaat. Om hem te helpen moet zij hem verraden. “Zijn zwakste punt is niet zijn mentale gesteldheid, het is onze liefde.” Een oplossing is er niet. Ook met medicijnen krijgt zij haar man niet terug. Uitgeteld ligt hij in bed. ”Maar dit kon je geen slapen noemen, dit was een achtergelaten lichaam.” 

 

Ik zag meerdere enigszins negatieve recensies voorbij komen over Ik ben er niet. En over het einde schreven lezers ook in termen van teleursteling. Ik had dat zeker niet, maar ik zal natuurlijk niets verklappen over het einde. Het boek heb ik met voortdurende belangstelling gelezen. De scènes waarin Spit de gektes van Simon beschrijft zijn hier en daar wat langgerekt en zij valt soms in herhalingen, maar deze manier van schrijven sluit juist goed aan bij het onderwerp: de uitzichtloosheid van het leven naast iemand met een bipolaire stoornis. De herhaling van het gedrag kan iemand helemaal uitputten. En daarbij vraagt Leo zich af waar haar vriend is gebleven. Ook met medicatie is hij niet terug te krijgen. Tot slot een wat langer citaat waar dit gevoel in wordt uitgedrukt. 

 

“Er waren duizenden Simons mogelijk, die allemaal met behulp van piepkleine pilletjes, net iets andere accenten hadden, maar tegelijk nooit echt hém waren. De echte Simon was verdwenen, en er waren duizenden replica’s in een magazijn opgeslagen die een voor een op me af werden gestuurd, in de hoop dat ik het op een bepaald moment beu zou worden en zou toegeven: oké, deze voldoet, deze mag blijven, hier zal ik het wel mee proberen te doen.”

Geen opmerkingen: