zondag 13 oktober 2024

Otto de Kat – Autobiografie van een flat



In 1941 kwamen de ouders van Otto de Kat (pseudoniem voor Jan Geurt Gaarlandt) in Rotterdam wonen, in een flat nabij de Kralingse Plas. De schrijver werd hier vlak na de oorlog geboren en heeft er zijn jeugd doorgebracht. Twaalf jaar geleden overleed zijn moeder, die er al die tijd was blijven wonen, en werd de flat verkocht. Twee jaar geleden stond de flat weer te koop en hij kocht hem. Er was niets aan verbouwd en het voelde voor hem als thuiskomen. Hij wist meteen dan hij hierover wilde schrijven. Autobiografie van een flat is een boek met vooral jeugdherinneringen. De jaren vijftig waren voor hem een tijd vol vrijheid. Maar hij schrijft ook over de ziekte van zijn vader en de dood van zijn moeder. 


Otto de Kat schrijft heel liefdevol over zijn ouders en zijn broer, maar hij is ook steeds op zoek naar wie zij eigenlijk waren. Dat is misschien wel de reden geweest dat hij de flat kocht. Zijn vader overleed jong in 1974. Voor zijn moeder moet de klap groot geweest zijn. Pas nu hijzelf ouder is dan zijn vader ooit is geworden, beseft hij wellicht pas de impact. Zijn ouders waren erg verliefd op elkaar en schreven elkaar veel brieven. De brieven van zijn moeder zijn niet bewaard gebleven, wel haar agenda’s. Hierin doet hij soms wonderlijke ontdekkingen. Zo is er niets te lezen in de dagen dat zijn jeugdvriendin overleed: een uiting van haar antipathie voor haar? Hij vindt in een oude agenda wel een brief aan de Canadese autoriteiten met een verzoek tot immigratie naar het land. In Nederland zagen zij kennelijk geen toekomst voor zich, het land was te vol. Gelukkig werd het verzoek afgewezen. Otto de Kat zag zijn vader ook niet voor zich als ploeterende boer in die oneindige ruimte. Waar de behoefte om te emigreren vandaan kwam kan hij niet precies achterhalen, maar de oorlog zal zeker een rol hebben gespeeld.

 

In de Tweede Wereldoorlog trouwden zijn ouders en verwierven zij de flat. De oorlogsjaren zijn voor hen een dubbelzinnige ervaring geweest: het prille geluk en de opbouw van het gezin in een vijandige wereld. De flatbewoners steunden elkaar door en door: er was een systeem dat mensen zich snel konden verbergen, zoals ten tijde van de razzia waarbij duizenden Rotterdamse mannen opgepakt werden om te werk gesteld te worden in Duitsland. De vader bezat een jeugdige onbezonnenheid door ’s nachts over straat te gaan. Otto de Kat beschrijft de bevrijding ook als een meerduidige gebeurtenis. Bij het uitwerpen van voedselpakketten in de weken voor de bevrijding vielen er doden en gewonden en kwam zijn vader ook een keer thuis met lege handen: alles was al verdeeld. Rond Bevrijdingsdag liepen in Kralingen nog Duitse troepen door de straten: een kind werd gedood. De manier van schrijven van Otto de Kat is overal wat nuchter en zelfs onderkoeld. Dat heeft soms juist het effect dat je de tragiek en de weemoed beter ervaart, maar ik merkte ook dat sommige passages mij niet veel deden.

 

De beste stukken gaan over zijn moeder, bijvoorbeeld waar zij in de oorlog bij de Remonstrantse kerk aanklopte en met open armen werd ontvangen. Ook andere verhalen over burenhulp, het spelen van de kinderen op straat en het culturele leven waar zij aan deelnamen geven een mooi beeld van de naoorlogse jaren. Ook goed zijn de scènes die steeds terugkeren, waarbij hij na de dood van zijn moeder in het ouderlijk huis zit en alle spullen door zijn handen laat gaan. Het is wel toevallig dat dit het derde boek is dat ik in korte tijd lees, waarin dit een onderwerp is, de andere twee zijn: Wat doen we met de spullen? van Dick Wittenberg en een verhaal in de laatste bundel van Sacha Bronwasser.

 

Door het hele boek blijft de vraag zweven waarom Otto de Kat de flat twee jaar geleden kocht. Een echt antwoord geeft hij niet, waarschijnlijk weet hij het zelf ook niet precies. Hij mijmert er wel over: “Wie kruipt er nou jaren na hun overlijden het huis in van zijn ouders, wat dreef me? Het lijkt op een kinderachtig idee om de geschiedenis te vlug af te zijn, een onmogelijke poging om wat achter de rug is vóór me in het vizier te houden, oud geluk terug te halen, het is niet meer dan vruchteloos gespartel tegen de tijd."

Geen opmerkingen: