Peter Venmans is een Vlaamse auteur van non-fictie. Hij schrijft vooral essays over literaire en filosofische onderwerpen en heeft een grote interesse in Hannah Arendt. Met Gastvrijheid won hij dit jaar de Socratesbeker, de prijs voor het beste filosofieboek van het afgelopen jaar.
Venmans noemt zijn boek bewust een essay, een verkenning dus van het onderwerp gastvrijheid. Het is een actueel onderwerp in het licht van de beperkingen waar wij ons aan moesten houden tijdens de Coronacrisis; bezoek ontvangen was niet altijd geoorloofd en ergens zomaar op bezoek gaan, of uitgaan was zelfs enige tijd uitgesloten. Met name het ontmoeten van onbekenden was lastig geworden. Niet-essentiële verplaatsingen waren tijdelijk niet toegestaan, maar is gezellig bij elkaar komen zonder enig doel niet juist van wezenlijk belang, vraagt Venmans zich in het voorwoord af. Hierna benoemt hij meteen een trend: gastvrijheid is in onze liberale maatschappij langzaamaan verworden tot hospitality, een kwestie van vraag en aanbod, winst en verlies. Is dit nog wel echte gastvrijheid? Maar wat is echte gastvrijheid? Hij ziet het niet als een deugd die verdwenen is. Zijn essay is geen klaagzang over hoe goed het vroeger allemaal was. Zijn inzet is filosofisch, misschien zelfs wetenschappelijk: hij poogt het begrip gastvrijheid te verhelderen. Hij plaatst het in een historische context en onderscheidt in zijn boek diverse soorten gastvrijheid.
Venmans begint bij wat hij de Homerische gastvrijheid noemt. Hij haalt deze vorm uit de Odysee waar de held Odysseus bij zijn omzwervingen op veel plekken gastvrij wordt ontvangen. Deze gastvrijheid is gebonden aan regels voor de gastheer. De gast krijgt geschenken, wordt met eten, drank en spel onthaald. De gast moet zich hieraan overgeven. Bij aankomst moet de gast in bad en zich letterlijk blootgeven. Hij mag het vertrouwen van de gastheer niet beschamen door te liegen over wie hij is en waar hij vandaan komt. Odysseus doet dit echter wel, zelfs wanneer hij uiteindelijk thuiskomt. Hij vermomt zich voor zijn vrouw Penelope en de vrijers die om haar heen rondhangen. Hij wordt in zijn eigen huis zeer gastvrij ontvangen, tot volle tevredenheid van de held, die daarna afrekent met de vrijers.
Tegenover de Homerische gastvrijheid zet Venmans de christelijke gastvrijheid, gebaseerd op een ethiek van nederigheid. Hij citeert uit de Bijbel en verwijst naar Abraham en Jezus. De mens is net als de reiziger een passant in deze wereld. In tegenstelling tot de Homerische gastvrijheid is de christelijke moraal universeel; ook niet christenen en zelfs je vijanden moet je liefhebben en dus in je huis ontvangen. De gast dient zich te onderwerpen aan eenzelfde nederige ethiek en mag geen misbruik maken van het vertrouwen van de gastheer. Prestatiedrang en imponeren maken hier plaats voor liefde en moraal.
In zijn historisch onderzoek, of eigenlijk literair-historisch, want hij baseert zich op filosofische en andere geschriften, niet op hoe gastvrijheid in het werkelijke leven werd beleefd, staat hij vervolgens stil bij verschillende grote denkers. Bij Nietzsche gaat gastvrijheid niet alleen om vriendschap. In zijn filosofie is de vijand even essentieel als de vriend. Een gast betekent het tijdelijk onderdrukken van vijandschap. Derrida stelt dat openstaan voor de ander een eerste gebod is. Gastvrijheid is onvoorwaardelijk, en daarmee zit er een risico aan. Je kent de ander niet; hij kan jou ook verraden, maar dat risico moet je nemen. Levinas denkt volgens Venmans in dezelfde lijn. We zien de ander en die doet een appel op ons. Hier zijn wij verplicht om aan toe te geven.
Het vertoog beweegt zich hier steeds meer naar een algemene ethiek over hoe wij om moeten gaan met de ander, met een vreemdeling. Venmans rekt het begrip gastvrijheid daarmee behoorlijk op. Wat hij ook doet is lang stilstaan bij oude betekenissen van woorden die verwantschap hebben met gastvrijheid. Dit kan verhelderend zijn, maar zegt niet alles. Veel filosofen gebruiken het om de werkelijke betekenis van een begrip bloot te leggen, alsof een oude betekenis de werkelijke betekenis is. Maar bij Venmans vroeg ik mij halverwege het boek meer en meer af wat hij nu eigenlijk wil betogen. De verschillende denkers zeggen iets over gastvrijheid, hij haalt ze aan en vat het samen, maar bijna nergens werd ik verrast door een nieuw inzicht. Zijn verteltrant blijft vrij neutraal, vlak zelfs, zonder sterke anekdotes of opmerkelijk verhalen. Soms trapt hij ook erg veel open deuren in, bijvoorbeeld als hij pagina’s vult met het verschil aangeven tussen een toerist en een vluchteling. Is het bijvoorbeeld echt nodig uit te leggen dat een toerist tijdelijk in een hotel zit en een vluchteling onzeker is over hoelang zijn verblijf in een opvangplek is.
Ongeveer op twee derde van het boek presenteert Venmans vier vormen van huidige gastvrijheid die zijn voortgekomen uit de christelijke gastvrijheid en die in verband staan met het caritas-ideaal, liefdadigheid dus. De eerste vorm is hospitality, gastvrijheid als handel. De gast is een klant, winst en verlies zijn te berekenen. Met name is deze vorm te vinden in de horeca. Hospitality is gastvrijheid voor de toerist. Je kunt zeggen dat gastvrijheid gedijt bij weinig gasten. Het massatoerisme heeft meer baat bij hospitality. De tweede vorm is het gezellig thuis samenzijn. Deze vorm is ontstaan toen er een privésfeer ontstond. Er kwam een duidelijk onderscheid tussen de eigen woning en leefruimte en die van de ander. De derde vorm noemt Venmans biopolitiek, waarbij hij verwijst naar de ontvangst in ziekenhuizen en naar de coronacrisis. De vierde vorm tot slot is de internationale politiek, waarbij hij de opvang en omgang met vluchtelingen bedoelt. In de analyse van deze vorm grijpt hij terug op Kant die pleitte voor het universele recht van mensen om vrij over de aarde te bewegen.
De vier vormen overtuigen mij niet echt. Ik zie er weinig samenhang tussen. De derde vorm lijkt mij wat te specifiek. En zegt Venmans ermee dat de Homerische gastvrijheid niet meer bestaat? Dat blijft onduidelijk. Ook na zijn behandeling van deze vormen blijf ik mij afvragen wat Peter Venmans wil zeggen. Al met al had ik meer verwacht van dit prijswinnend essay. Ik las een aantal rake typeringen die Venmans vond bij de door hem bestudeerde filosofen, maar zijn eigen mening kon ik er niet uit opmaken. Het grote plaatje blijft onduidelijk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten