Josh Ritter ken ik al jaren als muzikant. Ik wist dat hij ook schreef en een komend bezoek aan Rotterdam met zijn band leek mij een goeie gelegenheid een boek van hem te lezen. The Great Glorious Goddamn of It All uit 2021 is zijn tweede roman en verscheen vorig jaar in vertaling. Ritter vertelt hierin het verhaal van een houthakker in het Noordwesten van Amerika.
Weldon Applegate is negenennegentig jaar en ligt in het ziekenhuis. Hij kijkt terug op zijn leven, vooral op zijn jeugd, waarin hij zijn vader verloor en als wees een grote verantwoordelijk op zich moest nemen. Tom, zijn vader kwam uit een houthakkersfamilie. Houthakkers trokken de bossen in en bleven dan weken of maanden van huis. Toen zijn vader boven zijn stand trouwde beloofde hij zijn vrouw om niet meer de bossen in te gaan en een geregeld leven te gaan leiden. Zij stierf op jonge leeftijd en zijn vader besloot met de dertienjarige Weldon terug te keren naar het houthakkersdorp in Idaho waar hij vandaan kwam, niet om hout te hakken, maar om een suf winkeltje te runnen.
Natuurlijk blijven de bossen en het houthakkersleven aan hem trekken. Bovendien bezit hij nog een stuk land, hoog in de bergen. Hij won dit Verloren Perceel ooit aan de goktafel. Het is een ontoegankelijk gebied, waar al veel houthakkers zijn verongelukt. Op een dag komt de onverschrokken houthakker Linden Laughlin aan de deur. Hij overtuigt Tom om het Verloren Perceel in te trekken en de reusachtige bomen die er staan te vellen en het hout te gelde te maken. Tom stemt er uiteindelijk mee in en met een troep woest uitziende mannen gaat hij naar boven. Een paar weken later verongelukt zijn vader. Na veel gedoe besluit de kleine Weldon de rol van zijn vader over te nemen en naar boven te gaan. Het wordt vooral een strijd tegen de drankzuchtige sadist Linden Laughlin.
Ritter weet goed sfeer te treffen. Ik ken geen andere boeken die zich afspelen in het houthakkersmilieu. Het platteland van Amerika begin twintigste eeuw was nog erg primitief. Mensen woonden in houten hutten, stookten zelf hun drank en bij een mishandeling of verkrachting dacht niemand eraan de politie in te schakelen. De bewoners in het houthakkersdorp in de roman zijn ook op zichzelf aangewezen. Het recht van de sterkste geldt. De sfeer deed mij in de verte denken aan Donald Ray Pollock, alleen schrijft Pollock gewoon veel beter.
De strijd met Linden Laughlin komt uiteraard tot een ontknoping, waar Ritter langzaam naartoe werkt. In latere hoofdstukken zien we zijn hoofdpersoon meer en meer in het nu. Hij woont in een trailer niet ver van het Verloren Perceel. Weldon heeft ruzie met zijn buurman en hij krijgt zo nu en dan bezoek van een christelijke vrouw die zich over hem lijkt te ontfermen. Zijn enige uitje is een bezoek aan een bar een paar kilometer verderop. Hij moet altijd naar huis toe liften, want zijn rijbewijs is hem afgenomen.
Mooi is dat Ritter de ontberingen, de kou en de ruwe zeden plastisch beschrijft en voldoende humor weet toe te voegen aan de enigszins groteske scènes die zich afspelen in het houthakkersgebied. Wat mij enorm stoorde was het soms kinderachtige en dan weer plechtstatige taalgebruik. Ik denk dat dit vooral ligt aan de vertaling. Woorden als steilorig, onfortuinlijk, slomeduikelig of afgezant passen niet goed in het milieu waar het verhaal zich afspeelt. En als je alleen al naar de titel kijkt, dan klinkt het origineel toch stukken beter. Wellicht dat ik de eerste roman van Josh Ritter nog eens ga lezen, maar dan wel in het Engels.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten