Dansende
beren is een heel bijzonder boek. Het is een reisboek met twee thema’s, die Witold
Szabłowski zonder dat te zeer te benadrukken met elkaar verbindt. In het eerste
deel vertelt hij het bizarre verhaal van de laatste berentemmers van Europa. In
het tweede deel volgt het verslag van zijn bezoeken aan landen waar het
communisme eens heerste of nog heerst. In de NRC kreeg het boek terecht vijf
sterren.
Het
bijzondere van de vertelwijze van Szabłowski is dat hij nooit zelf aan het
woord is. Hij probeert geen direct oordeel te vellen. In Bulgarije bezoekt hij
gewezen berentemmers. Toen het land zich in 2007 aansloot bij de Europese Unie
werd het houden van beren illegaal. De berentemmers hadden geen werk meer. Vier
Voeters is een dierenwelzijnsorganisatie, opgericht in Oostenrijk. Zij kochten
de beren op bij de berentemmers en gaven de beren een rustplaats in het
dansberenpark Belista.
Dat de
beren het slecht hadden bij de berentemmers thuis is zonder meer duidelijk. Zij
kregen een ring door hun neus, zaten altijd aan de ketting, in de winter vaak
buiten vastgebonden aan een boom. Bij sommige beren werden de tanden eruit geslagen
en om kunstjes te leren werden vaak hardhandige methoden gebruikt. Om ze
gewillig te maken gaven de temmers de beren bier en sterkedrank te drinken. De
traditie van de dansende beren is eeuwenoud. De zigeunerfamilies die de beren
hielden gaven de traditie door aan hun kinderen. Zij trokken langs dorpen,
stonden op kermissen en bezochten in de zomer drukke badplaatsen. Het was lucratief werk. Veel Bulgaren vonden het
prachtig om te zien.
Szabłowski
bezoekt de voormalige berentemmers en laat ze aan het woord. Zij zeggen oprecht van hun
beren te houden. Vaak woonden de dieren jarenlang bij hen in huis. Wanneer Vier
Voeters bij een familie drie beren komt halen wil één van de beren niet de kooi
in. Een van de huisgenoten zegt dat hun beren nooit in kooien hebben gezeten.
De vader is zo van slag dat hij na het weghalen van de beren nauwelijks meer
praat en kort erna overlijdt.
Het
lospraten van de beren is geen makkelijke opdracht. Het houden van beren is
verboden. De politie eropaf sturen werkt niet. Agenten zijn corrupt en als en
je met hoge straffen dreigt bestaat de kans dat de temmers hun beren verstoppen
of doden. Een medewerker van Vier Voeters legt uit hoe hij de zigeuners weet om
te praten: met slijmen, een hoop eten en drank en een passend bedrag. Zodra de
handtekening is gezet komen ze zo snel mogelijk de beren ophalen.
De verhalen
over de beren zijn schrijnend. Naast het dansen en het vertonen van kunstjes werden
aan de beren ook genezende krachten toegeschreven. “Behalve die kunstjes wilden
de mensen dat mijn beer hen zou masseren en beter zou maken. Als iemand heel
ziek was en geen dokter hem meer kon helpen, kwam hij naar de berentemmer. De
beer ging dan op die persoon liggen en de mensen geloofden dat de ziekte op hem
overging. En dat zo’n beer niet dood zou gaan omdat hij groot en sterk was, en
dat hij wel raad wist met die ziekte.”
Na hun
bevrijding waren de beren nog lang niet genezen. In de natuur zouden zij het niet
overleven. In het dansberenpark Belista krijgen zij veel goede zorg. De beren
zijn bij binnenkomst vaak verslaafd aan alcohol. Zij hebben kale plekken op hun
lijf en menselijke ziektes die zij in de natuur niet kennen. Het verwijderen
van de neusring is voor veel beren vreemd. Zij beschouwen het ding als
onderdeel van hun lijf. Sommige beren grijpen nog lange tijd naar hun neus.
De goede
zorg wordt door de inwoners van het dorp niet altijd gewaardeerd. Het park
nodigt regelmatig inwoners en schoolkinderen uit om te vertellen over de beren.
De meeste mensen zijn arm. Wanneer zij zien dat beren aardbeien en ander duur
voedsel krijgen zijn ze boos. Szabłowski laat ook deze kant van de zaak zien.
Hij geeft geen oordeel. Wat mij betreft had hij wel iets meer de
berentemtraditie mogen veroordelen.
Het dansen
dat de beren van jongs af aan hebben aangeleerd is moeilijk af te leren. Zelfs
jaren na hun bevrijding schieten de beren af en toe in de stress en beginnen
zij te dansen of ander aangeleerd gedrag te vertonen. Het kan bijvoorbeeld een
geur zijn die hen herinnert aan een vroeger leven. Aangrijpend is het verhaal
van een voormalige berentemmer die ‘zijn beer’ komt opzoeken in het park. Het
gedrag van de beer verandert op slag. De man herkent niet dat de beer angstig
gedrag vertoont. Schrijnend om te lezen dat deze beren levenslang geestelijk
zijn verminkt.
Vier
Voeters leert hen beetje bij beetje te wennen aan hun vrijheid, die beperkt is
omdat zij het park niet uitkunnen. Szabłowski schrijft dat hij zich in een
vergelijkbare situatie bevond toen in 1989 het systeem in Polen instortte en
het land democratisch werd. Hij noemt dit vrijheidsonderzoek een experiment en
gebruikt ook de term vrijheidslaboratorium. In deel twee doet hij verslag van
zijn bezoeken aan Cuba, Albanië, Georgië, Estland, enzovoorts. Hij spreekt met
veel verschillende mensen, met bevolkingsgroepen die elkaar naar het leven
staan.
Het
bijzondere is dat hij hen laat praten zonder meteen zijn mening te geven. In
Estland zou het eenvoudig zijn anti-Russische sentimenten op te tekenen. Hij
laat echter vooral Russen of Russisch sprekenden aan het woord. Estland was ook
hun land. Door de Esten worden zij als vijanden gezien. Maar zij vallen tussen
de wal en het schip. Zij hebben geen paspoort. Velen van hen willen niet naar
Rusland emigreren, los van de vraag of zij wel een Russisch paspoort krijgen.
Ex-gevangenen zijn er bij voorbaat al van uitgesloten. Een Ests paspoort is
voor hen ook onbereikbaar. Hiervoor moeten zij de taal leren. Voor ouderen is
dit praktisch onmogelijk.
Szabłowski
laat hier en elders beide partijen hun verhaal doen. Door zijn manier van
schrijven voel je je als lezer nauw betrokken bij de problematiek. Hij toont de
tegenstellingen, maar in elk gebied dat hij bezoekt is er ook verbondenheid.
Hij hoort de vooroordelen over de inwoners van Kosovo, maar treft ook Serven,
Albanezen en Kosovaren die met elkaar bevriend zijn. Hij spreekt met
rechtlijnige nationalisten en met pragmatici die bij het passeren van een grens
hun opinies bijstellen.
Heel
bijzonder zijn de verhalen over de bunkers in Albanië, over het Hobbitdorp in
Polen en over het Stalin-museum in Gori, waar volgelingen van de generalissimus
je rondleiden door zijn geboortehuis. De verhalen zijn eigenlijk te interessant
om allemaal in één boek te persen. Van deze reizen had Szabłowski met gemak
drie boeken kunnen maken.
Na het
lezen van Dansende beren voel je jezelf klein worden. Je
eigen standpunt doet er vaak niet zoveel toe. Door toeval staan volkeren en
mensen tegenover elkaar. In Kosovo vraagt Szabłowski aan iemand wat winkelier
Memed vindt van de Serviërs in Kosovo. In de oorlog moest zijn familie immers
voor het Servische leger onderduiken. “Hij kan het onderscheid maken tussen
misdadigers en gewone mensen. Oorlogen worden niet tussen volkeren gevoerd,
maar tussen misdadigers aan de ene en de andere kant. Hij begrijpt dat. Na de
onafhankelijkheidsverklaring zag hij dat ik niet lekker in mijn vel zat. Hij
zei tegen me: Tatjana, wij zijn alleen maar pionnen op een schaakbord. Het spel
gaat tussen de Amerikanen en de Russen. Het is puur toeval dat jij een zwarte
pion bent en ik een witte.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten