dinsdag 18 oktober 2016

Hans Kennepohl – We zijn nog nooit zo romantisch geweest

Zouden we iemand uit de zestiende eeuw ontmoeten, dan zou hij zich vooral ergeren aan ons gebabbel over gevoelens. Het zou een ongemakkelijk gesprek worden. Dit is volgens Hans Kennepohl de erfenis van de romantiek, een periode in de Westerse geschiedenis die eind 18de eeuw begint. Kennepohl betoogt in dit boek dat de romantiek een blijvende invloed heeft op al ons handelen en denken tot aan deze tijd, vandaar de titel: ‘We zijn nog nooit zo romantisch geweest’.


Zijn goed geschreven boek bestaat uit drie delen. In het eerste deel definieert hij het begrip romantiek. Dit is lastig. Onder historici en filosofen is hier geen consensus over. Er bestaan vele definities. Bovendien veranderden de betekenissen van romantiek in de loop der tijd en zijn er zelfs betekenissen die elkaar tegenspreken: je terugtrekken in de natuur is romantisch; een dynamisch stadsleven is dat ook.

Kennepohl komt tot vier herkenbare ideeën van romantisch, samengevat: de mens is een uniek wezen, van nature goed, hij vertrouwt op zijn moreel gevoel en ziet verbeelding als waardevol.

Het punt is dat door deze definitie zijn vertoog iets krijgt van een tautologie. De definitie is zo ruim dat niemand kan ontkennen dat zijn stelling - wij zijn nog nooit zo romantisch zijn geweest – klopt. Bij een smallere definitie, bijvoorbeeld Romantiek als periode in de kunstgeschiedenis, klopt zijn stelling vanzelfsprekend niet.

Dit neemt niet weg dat Kennepohl met deze omschrijving de hedendaagse cultuur of mentaliteit goed weet te vangen. In het tweede deel van zijn boek ‘Ons romantische leven’ behandelt hij een hele reeks onderwerpen, waarin hij prachtig de romantische tendensen in onze tijd blootlegt.

Het begint al bij onze geboorte en onze kindertijd. Voor 1800 waren kinderen kleine volwassenen die bijvoorbeeld openbare executies en seks tussen ouders van dichtbij meemaakten. Nu hebben we de kijkwijzer die kinderen van alle leeftijden waarschuwt voor geweld, seks en agressie. Dit is een wereld van verschil. Hoewel we beseffen dat kinderen niet de onschuldige en onbeschreven wezentjes zijn zoals Rousseau hen zag, verdient een kind in onze ogen toch alle bescherming en liefde.

In het onderwijs draait het ook om de ontwikkeling van het kind als individueel en authentiek wezen, een hele romantische gedachte. Zo vervolgt Kennepohl zijn verhaal met voorbeelden uit de cosmetische industrie, de jeugdcultuur en het natuurbeheer. Hij wijst op gekke kronkels in ons streven naar een natuurlijke omgeving. In de Oostvaardersplassen kan de natuur ongestoord haar gang gaan. Maar wanneer dit leidt tot monocultuur of massale sterfte dan past dit niet meer in ons beeld van natuurlijk en grijpen we in.

Het park wordt bevolkt door Heckrunderen. Deze zogenaamde oerossen waren uitgestorven en werden in Nazi-Duitsland onder verantwoordelijkheid van Göring terug gefokt; daar werd althans een poging toe gedaan. De Nazi-runderen bleken later genetisch nogal af te wijken van de oerossen. Het Nazisme zelf had wel wortels in de Romantiek, vooral het idee van oernatuur, zuiverheid en de verbondenheid met de grond waarop je woont.

In de huidige kunstbeleving zit een flinke portie romantiek. Dat het een dubbelzinnig begrip is blijkt ook hier weer. Zowel de getergde kunstenaar die in eenzaamheid zijn zieleroerselen tracht te verbeelden  als het sentimentele werk van André Rieu zijn puur romantisch. Over kitsch merkt Kennepohl op dat als mensen zouden mogen stemmen tussen kunst en kitsch, de laatste met een straatlengte voorspong zou winnen. ”De wereldcultuur is kitsch.”

Leuk is het hoofdstuk over spiritualiteit. De New Age beweging, films als Avatar, het blad Happinez, yoga, et cetera, het past allemaal binnen ons romantische denken. Zelfs de Ietsist; hij is romantischer en past meer in onze tijd dan de Katholiek. De Ietsist gelooft wel dat er iets is, maar wat dat precies is, weet hij niet. Persoonlijke beleving is belangrijker dan leerstellingen.

Essentieel in onze romantische beleving is authenticiteit. Wij vinden het onderscheid tussen echt en nep heel belangrijk. In andere culturele geldt dit minder. Een mooi voorbeeld is het vuurwerk dat afgeschoten werd bij de opening van de Olympische Spelen in Beijing in 2008. Dit moest perfect zijn, niets mocht aan het toeval worden overgelaten. De smog mocht geen spelbreker zijn. Dit deed de Chinezen besluiten om vooraf een computeranimatie van het vuurwerk te maken en deze tijdens de opening wereldwijd uit te zenden. Voor Westerlingen is dit ‘bedrog’ moeilijk te begrijpen.

In het derde deel van ‘We zijn nog nooit zo romantisch geweest’ brengt Kennepohl deze brede waaier van onderwerpen samen tot een aantal conclusies en staat hij langer stil bij begrippen als authenticiteit en vervreemding. Hij betrekt hier de romantische denkers, die vooral in deel één voorbij kwamen, in zijn analyses.

Een van de kernfiguren uit de Romantiek is de Franse filosoof Jean-Jacques Rousseau. Op veel vlakken was hij een grondlegger van het romantische denken, zoals onze omgang met de natuur en onze erkenning van het kind als wezen met eigen wensen en behoeften, waar op natuurlijk wijze aan tegemoet moet worden gekomen.

Daarnaast noemt Kennephl Rousseau als wegbereider voor het individualisme. Dit is niet het hele verhaal. Een ander begrip van Rousseau laat hij geheel buiten beschouwing, namelijk de Volonté Générale. Rousseau zag niets in democratische verkiezingen maar ging uit van de volkswil, waarin het hogere belang van het volk in werd uitgedrukt. Dit is eerder collectivistisch dan individueel. Maar zoals eerder genoemd, het begrip romantiek kent vele betekenissen.

Kennephl besteedt veel aandacht aan de verlichting, traditioneel gezien als tegenpool van de romantiek. Terecht noemt hij de romantiek de voortzetting van de verlichting in plaats van een tegenreactie. Maar zijn bewering dat verlichtingsdenkers niet openlijk antireligieus waren is onjuist of ieder geval kort door de bocht.

Franse verlichtingsdenkers als Diderot en La Mettrie waren wel degelijk antireligieus, maar konden dit slechts heel voorzichtig uiten. En Voltaire mocht vanwege zijn kritiek niet eens op een kerkelijke begraafplaats begraven worden. Dat er tijdens de Romantiek meer openlijke kritiek op de kerk en religie mogelijk was is juist voortgekomen uit het verlichtingsdenken.

Later in het boek komt hij hier op terug en noemt hij de Verlichting een voorwaarde voor het ontstaan van de romantiek. “Kortweg gesteld emancipeert in de verlichting ‘de mens’ en in de romantiek ‘het individu’.” Ik ben het hier mee eens en ook de algemene strekking van het boek spreekt mij erg aan.

Toch knaagt er iets. Je kunt namelijk vrij eenvoudig een boek schrijven met als titel ‘We zijn nog nooit zo verlicht geweest’, waarin je op dezelfde wijze als in ‘We zijn nog nooit zo romantisch geweest’ betoogt dat de Westerse wereld sinds 1750 steeds rationeler is geworden. Je kunt hoofdstukken wijden aan onze openbaar vervoer, het schoolsysteem, het verzekeringswezen, de beurs, de verantwoording in de gezondheidszorg, enzovoorts. Het betoog dat het cijfermatige denken de wereld beheerst zal heel overtuigend zijn.


Hans Kennepohl zal dit denk ik ook bedacht hebben tijdens het schrijven van zijn boek. Van mij had hij meer aandacht mogen besteden aan de verhouding verlichting-romantiek in onze tijd. Los hiervan vind ik ‘We zijn nog nooit zo romantisch geweest’ een voortreffelijk boek dat doet wat een boek over een dergelijk onderwerp moet doen: je aan het denken zetten!

Geen opmerkingen: