Eind 2014 verscheen het elfde en voorlopig laatste deel van
het dagboek van Frida Vogels. Het beslaat de jaren 1977 en 1978. Er stonden
ongeveer 16 delen gepland, maar de laatste vijf mogen pas verschijnen na haar dood.
Zoals zij in het voorwoord aangeeft staan er zaken in die nu te pijnlijk zijn
om in detail prijs te geven.
Dit elfde deel wordt afgesloten met een fragment uit 1991:
‘verslag met de linkerhand’. In deze periode had zij haar levenswerk naar Van
Oorschot gestuurd. Een jaar later kwam het eerste deel van ‘De harde kern’ uit.
In dezelfde periode begon zij met het herlezen en redigeren van haar dagboek,
wat tot 2000 zou duren.
Vogels vraagt zich weleens af wat er te schrijven valt over
een dag en waar haar dagboek eigenlijk over gaat. “Zieleroerselen, maar
aangeklede zieleroerselen. Het is de aankleding waar het op aankomt.” De toon van dit dagboek wijkt niet af van de tien
voorgaande. De twee belangrijkste thema’s zijn haar verhouding tot de mensen om
haar heen - haar relatie met Enzo en met haar broer Michiel, de omgang met haar
schoonfamilie – en het schrijven van haar boek.
Een
paar specifieke zaken nemen veel tijd in beslag. Valeria, een vriendin van een vriendin heeft een
dodelijke ziekte en zoekt adoptieouders voor haar zoon Jan. Hoewel zij Frida
slechts enkele keren heeft ontmoet, vraagt zij haar en Enzo als adoptieouders.
Frida is geschokt, het is natuurlijk uitgesloten. Eindeloos duren de
bespiegelingen hierover. Een zus van Valeria neemt vanzelfsprekend
de adoptie op zich en ziet Frida als een bedreiging. Deze zaak is aanleiding
voor vele heerlijke zelfbespiegelingen.
Een andere bijzondere gebeurtenis
speelt zich af in Castellina.
Frida ontfermt zich over een gewonde hond. Zij stelt vertrouwen in de jongen
van wie de hond is en helpt hem voor de hond te zorgen. De moeder van Enzo
vindt dit niks en ziet de aandacht voor de hond als een gebrek aan aandacht
voor haar zoon.
Sowieso
is de familie van de jongen in de ogen van Enzo’s moeder niet waard om mee om
te gaan. Zij is natuurlijk vooral bang wat de mensen ervan zullen zeggen. Dit
is altijd het eerste waar zij altijd aan denkt. Wanneer Frida met een vriend
van Enzo een wandeling maakt als hij er niet is, wordt dit evenmin gewaardeerd. Frida
Vogels vat het oordeel van Enzo’s moeder samen ‘dat E. door mijn schuld in al
zijn (en haar) maatschappelijk ambities is teleurgesteld. Hij heeft geen
kinderen, geen macht, geen aanzien, en is daar somber onder.”
Een ander familielid, Enzo’s nicht
Marisa, slokt enige tijd al haar aandacht op. Zij ligt in een ziekenhuis in
Bologna, ver weg van haar eveneens hulpbehoevende ouders in Castellina. Frida
wordt geacht haar elke dag te bezoeken en hoort haar steeds gekker wordende
verhalen aan over andere patiënten en over haar eigen diagnoses. Na haar
ontslag trekt zij meteen bij Frida en Enzo in. Als Frida een keer ziek is,
gedraagt Marisa zich nog zieker, om maar aandacht te blijven krijgen.
Wanneer Marisa eindelijk naar huis
is, komt zij na een maand weer doodleuk langs vanwege een vervolgonderzoek en
rekent erop langdurig van hun gastvrijheid te mogen genieten. Op haar zevenenveertigste verjaardag omschrijft
Frida zichzelf als een vrouw die langzamerhand begint met doodgaan. Later
schrijft zij dit gedicht.
Je weet het
Als alles is, zoals het hoort,
staat de lijkkoets voor de poort
Het
hele dagboek door worstelt zij met een ongelooflijke energie met haar boek DNW
(De Naakte Waarheid). Zij herschrijft alle hoofdstukken tot zij er tevreden mee
is. Eind 1978 is het boek tot haar grote opluchting af. Zowaar straalt zij iets
van geluk uit.
In de toegift uit 1991 ‘verslag met de linkerhand’,
schrijft zij over haar ongeval waardoor zij haar pols brak. Natuurlijk wil zij
zich niet laten helpen. Zelfs een ambulance vindt ze onzin, maar de breuk is
wel degelijk ernstig. Enzo probeert haar te ondersteunen. Het liefst ziet hij
haar als slachtoffer en zichzelf als de redder in nood.
Al analyserend begrijpt Vogels het ongeval. De maanden
ervoor was zij in Amsterdam, waar zij elke dag afspraken had en uitging. Zij
schrijft over ‘dolle activiteiten in Amsterdam.’ Ik probeer er een beeld bij te
krijgen van een 61-jarige Frida Vogelsen dolle activiteiten.
Frida Vogels besluit deze uitgave met een prachtig gedicht.
Zij is inmiddels 85 jaar. Ik gun haar vanzelfsprekend nog vele jaren, maar ben
ook erg nieuwsgierig naar het vervolg van dit dagboek.
Thuis
Wie hier mag wonen.
Wie hier de seizoenen
ziet wisselen en de vertrouwde
patronen volgt: de keien voor zijn deur
en kade, water, brug; wie nooit
’s nachts opschrikt en zich elders weet;
wie nooit aankomt en alweer afscheid neemt;
wie hier mag wonen, en geen vrede heeft.
4 opmerkingen:
Het gedicht waarmee Frida Vogels deel 11 van haar dagboeken besluit, is inderdaad prachtig. Het is al eerder gepubliceerd in Bzzlletin 264 uit 1999, een speciaal nummer over J.J. Voskuil, Frida Vogels en Bert Weijde. Een mooi nummer
De voorgaande reactie is niet van Stacie van de Kimmenade, maar van ondergetekende. Excuses, maar ik ben en blijf nu eenmaal enigszins een digibeet.
Beste Trees, ik ken het nummer van Bzzlletin, inderdaad mooi. Ik hoop dat zij toch binnenkort haar volgende dagboeken gaat uitbrengen. Ik blijf het fascinerend vinden om over haar leven te lezen. Met vriendelijke groet, Alek.
Beste Alek,
Dat gaat ze niet doen. De resterende delen worden helaas pas na haar dood uitgegeven. Daar zullen we ons bij neer moeten leggen.
Vriendelijke groet,
Trees Dunk
Een reactie posten