vrijdag 6 mei 2016

Anton Valens – Meester in hygiëne


Meester in hygiëne  is het debuut van Anton Valens uit 2004: een ijzersterk debuut. Bonne is kunstschilder, maar schildert zijn werken vooral op de prachtige  ramen van de oude mevrouw Honkoop. Zij is een van de mensen die Bonne bezoekt als thuishulp.

In negen verhalen beschrijft Valens negen thuishulpoudjes waar Bonne het gevecht aangaat tegen het vuil en meeleeft met de aftakeling van de bewoners. Elk verhaal, het geheel vormt een roman, begint bij een eerste kennismaking en eindigt met de dood of de verhuizing naar het verpleeghuis van de hulpontvanger.

De oude mensen zijn meestal een beetje raar of vies. Na elk verhaal zie de hoofdpersoon haarscherp voor je. Je kunt ze bijna ruiken. Dat is knap van Valens. De verhalen zijn tragisch en komisch. De portretten zijn levensecht. Je vraagt je af hoe Bonne en talloze andere thuishulpen het uithouden.

Mevrouw Waghto heeft tot haar vijvenzeventigste jaar schoongemaakt in huizen. Zij begon hiermee toen zij elf was. Zij is nu negenentachtig, ze is klein en loopt krom. Boodschappen komen van de Aldi, zij kan nauwelijks spellen en ze is uitermate blij met haar AOW-inkomen. “De geschiedenis was totaal langs haar heen gegaan omdat ze gefixeerd was op overleven van zichzelf en haar huisgezin.” De beschrijving van mevrouw Waghto is liefdevol. Zij is wat simpel en ze blijft ondanks haar tegenslagen optimistisch. Altijd zegt ze: “het zit, zoals het zit.“ Een dooddoener die door Bonne wordt overgenomen.

De oudjes uit de volgende hoofdstukken zijn eerder gek dan vertederend. Ripmeester is over de negentig en licht godsdienstwaanzinnig. Er hing een kwalijke geur in de vertrekken, maar hij had zelf geen last van de penetrante lucht uit de toiletpot en van de bruingevlekte lakens. Net als veel van Bonne’s klanten bewaart Ripmeester allerlei spullen met het idee dat dit later nog van pas kan komen. Zo heeft hij een enorme hoeveelheid dozen in huis waar Kerstgoed in zit. Allemaal stevig dichtgebonden met elastiekjes. Hij was bezeten van elastiek. Wanneer de kerst aanbreekt blijven de dozen echter gesloten.

Een andere eigenschap die de oudjes gemeen hebben is het oeverloos praten over zichzelf. Bonne krijgt eindeloos dezelfde verhalen voorgeschoteld. In zijn bestaan zijn ze nauwelijks geïnteresseerd. Leuk is dat er in de gesprekken soms wonderlijke woorden opduiken. Ripmeester had het over zijn vader als een papperaar. Pappen betekent hier: grote hoeveelheden alcohol naar binnen slaan. De aan wanen leidende Van Wiffelen, oud handelaar in hengelsportartikelen en vroeger bevriend met vele bekende Nederlanders, heeft ook prachtige uitdrukkingen. Urmepijpjes zijn bijvoorbeeld knieën. Het hebben van gemeenschap noemt hij contremapzakken. Het is zijn woord voor “het beest met de twee ruggen spelen.”

De wereld van de kunstacademie, waar Bonne nog enigszins mee verbonden is en het huishoudelijke werk lopen soms heel grappig door elkaar. De huizen van de oudjes staan vol met de meest lelijke rommel. Maar de babydekentje bij mevrouw Honkoop kunnen uitgestald in de museum doorgaan voor abstracte kunst, merkt Bonne op.

Hoenderdos is een “zuigend adres”. Na een klein conflict doet hij zijn beklag bij de bazin van Bonne. Maandenlang komt hij er op terug en bevestigt steeds dat  zij het nu best met elkaar kunnen vinden. Hoenderdos is depressief en ligt het liefst de hele dag op bed. Als hij wakker is heeft hij een paarse  duster met uitgebeten plekken aan. Hij rookt zijn sigaar en vraagt elke dag of de bakjes zijn bijgevuld met water.

Mevrouw Stelle is ook tamelijk de weg kwijt. Ze zeurt dat de trap naar boven, waar zij zelden komt, moet worden gedaan en geeft op hoe hygiënisch zij is. Ondertussen slaagt zij er elke week in de keuken in een totale bende te doen veranderen. Alles wat zij pakt laat zij staan of laat zij uit haar handen vallen. Voedingswaren liggen door de hele keuken verspreid. Het meurt en er loopt ongedierte rond. Mevrouw Stelle ziet het niet. Het keukenproces is een vrij complexe materie, ”maar je hoeft geen Einstein te zijn om een deksel op een pot augurken te doen.” Daarbij praat zij aan één stuk door. “Hypnotiserende stromen geleuter omspoelde me.”

Steeds meer krijg ik bewondering voor Bonne. Hij blijft rustig en houdt het werk vol. Valens beschrijft de wereld van de thuiszorg met relativisme en humor, maar de tragiek van de aftakelende mens en de zinloze herhaling van het gedrag van de mensen waar Bonne schoonmaakt is schrijnend. Geen wonder dat aan het eind van het boek het werken hem steeds zwaarder valt. ‘Meester in hygiëne’ is een absolute aanrader.

Geen opmerkingen: