woensdag 2 februari 2022

Johannes van der Sluis – Profane verlichting

De Rotterdammer Johannes van der Sluis (1981) noemt zichzelf naast dichter psychonaut. De autocorrectie maakt hiervan psychopaat, maar dat is hij niet. Na het lezen van deze bundel, die zowel qua vorm als inhoud aansluit op zijn in 2020 verschenen bundel Ik ben de verlosser niet heb ik wel een idee wat een psychonaut is. Als ontdekkingsreiziger onderzoekt hij zijn eigen geest. De omgeving is onderwerp van zijn poëzie maar dat is uiteindelijk toch decor.


De gedichten in de bundel bestaan uit korte zinnen zonder interpunctie die met elkaar een verhaal vormen. Ieder gedicht kun je apart lezen, maar ik heb de bundel als één geheel gelezen, als een doorlopende kroniek van het leven van de hoofdpersoon Johannes, die waarschijnlijk grotendeels samenvalt met de echte Johannes van der Sluis. Of je dit poëzie of proza moet noemen maakt niet uit, een fragment:

 

Fietsend langs de Kuip 

met een kapotte bureaulamp 

in de ene hand 

en een jas

in de andere 

word ik gebeld 

anoniem

hulpjes van Satan

een hulpinstantie

of een vrouw met een seksverslaving

die eindelijk het juiste nummer te pakken heeft

 

Een alledaagse gebeurtenis die meteen een gedachtenstroom in gang zet; ten slotte gaat het gedicht over verlichting of misschien wel het verlangen naar verlossing uit dit aardse bestaan. De held fietst door in de volgende gedichten. Hij bezoekt cafés, praat met merkwaardige bartypes en verdwaalt in een nachtelijke gelegenheid. Er wordt volop gedronken. Ik herken café De Schouw. Van der Sluis noemt zelfs de Poetsclub die daar maandelijks plaatsvindt. Hiermee is hij soms wat al te letterlijk naar mijn zin. Naast cafébezoek is de zoektocht naar liefde een vast thema in dit werk.

 

Nu de liefde

en de poëzie 

steeds feller

met elkaar strijden

om aandacht

prentte ik me

van tevoren in

dat ik dit café 

wekelijks bezoek

voor de poëzie 

de rest is bijzaak

 

Uiteraard mislukt dit voornemen. De dichter tobt verder en telt zijn mislukkingen. Veel gedichten beginnen met een citaat van een schrijver of filosoof, maar verrassen vaak ook uit een popliedje. Zij zijn goed gekozen en sluiten aan op de tekst die volgt. Soms zijn de verhalen die hieruit ontstaan wat melig, maar ik moest er wel om lachen. Profane verlichting leest als een verhaal dat zowel tragisch als komisch is. Tot slot een citaat uit het laatste gedicht uit de bundel, ‘Road to Nowhere’.

 

vandaag had ik gelezen

dat Lou Reed

bij een eerste ontmoeting

met de Talking Heads

na een literbeker ijs

leeg te hebben gegeten

tegen David Byrne 

had gezegd

dat hij geen shirts

met korte mouwen 

moest dragen

vanwege zijn behaarde armen

dat leidde maar af

 

Geen opmerkingen: