zaterdag 28 maart 2020

Albert Camus – De pest


La Peste uit 1947 is het meest bekende werk van Albert Camus (1913-1960). Mede door dit boek ontving hij in 1957 de Nobelprijs voor de Literatuur. De roman wordt momenteel veel gelezen en krijgt ruim aandacht in de media. Hij staat in CPNB bestseller top 60 en de online Boekenclub van VPRO Mondo leest het boek. De overeenkomsten tussen de beschrijvingen van Camus van de pestepidemie in de Algerijnse stad Oran en de huidige Coronapandemie zijn opmerkelijk. Overigens is De Pest niet het enige boek dat nu in de belangstelling staat. Dit geldt ook voor Boccaccio’s DecameroneDe stad der blinden van José Saramago en Nemesis van Philip Roth.

De eerste pagina’s van De pest zijn ijzersterk. Nogal ouderwets heeft de verteller het in de eerste zin over: “De merkwaardige gebeurtenissen, die het onderwerp van deze kroniek vormen.” Mijn versie van De pest is een oude vertaling van Willy Corsari uit 1948. De verteller beschrijft vervolgens de stad Oran en zijn inwoners en stelt zichzelf als taak als kroniekschrijver de gebeurtenissen zo exact mogelijk vast te leggen. Het verhaal wint hiermee aan authenticiteit. Leuk is dat verderop in het boek de verteller het verhaal soms onderbreekt om de lezer te laten weten dat hij zelf geen getuige was van bepaalde gebeurtenissen omdat hij elders bezigheden had. Een truc die Camus toepast is het toevoegen van een tweede getuige in de vorm van het aantekeningenboekje van een van de personages, de rentenier Jean Tarrou die sinds kort in een hotel in de stad verblijft.

De hoofdpersoon in de roman is de arts Bernard Rieux. Het eigenlijke verhaal dat na vier pagina’s begint, begint bij dr. Rieux die over een dode rat struikelt wanneer hij zijn woning verlaat. De conciërge vindt het een schandaal. Later blijken er overal in de stad dode ratten te liggen. De rattenplaag is een voorbode van de ziekte die de stad in de greep zal houden. Eerst is er irritatie en ongeloof. Dan volgen ontkenning, de neiging het nieuws over de slachtoffers klein te houden en het misplaatste machtsvertoon, net zoals we nu zien in bepaalde landen. De conciërge sterft als een van de eersten aan de builenpest. “Men kan wel zeggen, dat de dood van de conciërge het einde aangaf van deze periode vol onheilspellende voortekens en het begin van een andere, naar verhouding veel zwaardere, waarin aanvankelijke verbijstering gaandeweg overging in paniek.”

In het eerste deel van het boek geeft Camus een hele psychologie van menselijke gevoelens en gedragingen weer. Dit is zonder meer het sterkste deel van de hele roman. Het gaat over angst, omgaan met onzekerheid, sociale structuren en meer. De directeur van het hotel is diep ontdaan over de dode ratten in zijn lift. De opmerking dat dit nu bij iedereen gebeurt is juist het punt: “wij zijn nu gelijk aan iedereen.” De pest houdt geen rekening met rangen en standen.

Opmerkelijk is dat er pas na twintig doden echt enige verontrusting ontstaat. Het verhaal speelt in een tijd zonder sociale media, maar ook de kranten berichten in deze fase opmerkelijk weinig over de aankomende ramp. Het is dr. Rieux die snel doorheeft dat het om de pest gaat. Hij spoort de autoriteiten aan  maatregelen te nemen. Een ervan is het isoleren van de stad Oron. Niemand mag er meer uit en diegenen die binnenkomen mogen niet meer vertrekken. 

Camus introduceert een aantal personages, die zich verschillend gedragen ten opzichte van de epidemie en de quarantaine. “Niemand had nog werkelijk de ziekte aanvaard. Het merendeel der mensen voelde zich het meest getroffen doordat hun gewoonten verstoord en hun belangen geschaad werden.” Later schikt ieder zich op zijn eigen manier naar de omstandigheden.

Joseph Grand is een brave ambtenaar die het niet is gelukt hogerop te komen. In zijn vrije tijd werkt hij aan een roman, maar hij komt niet verder dan de eerste zin. Hij zet zich in door het bijhouden van statistieken van het aantal slachtoffers. Cottard is een wat duister figuur, een halve oplichter en smokkelaar. De pest geeft hem kansen zijn handeltjes voort te zetten. Dan is er de journalist Rambert. Hij heeft een geliefde in Parijs en wil zo snel mogelijk de stad uit om bij haar te zijn. Hij blijft zeggen dat hij hier helemaal niet hoort te zijn. 

Allemaal putten zij ergens hoop uit. De priester Paneloux ziet de pest uiteraard als een straf van God. God geeft hem ook hoop. De dood van een kind is onbegrijpelijk maar we moeten het accepteren als een test voor ons geloof. Zijn preken zijn nogal vreesaanjagend. “Neergegeseld op de bloedige dorsvloer van het lijden, zult gij verworpen worden met het kaf.” 

Pas op, spoiler alert!

Een aantal van deze en andere personages bezwijkt aan de pest. Het lijkt erop dat Camus de hoop waar iemand zich op richt verbindt met de overlevingskansen die iemand heeft. De priester sterft uiteindelijk. Hij weigert zich te laten behandelen. “Als een priester een geneesheer consulteert, ligt daarin een tegenspraak.” De liefde overwint wel. Rambert heeft een geliefde die op hem wacht. Hij zal overleven, net als dr. Rieux, waarvan de vrouw ver buiten de stad in een ziekenhuis ligt.

De ziekte stabiliseert en er lijkt lange tijd niets te veranderen. Dr. Rieux werk dag en nacht door om de zieken te behandelen. Hij krijgt hulp van Joseph Grand en anderen die zich inzetten de getroffenen te helpen. Zij kunnen eigenlijk weinig uitrichten tegen de pest, behalve wat verlichting bieden. De beschreven ziektegevallen zijn soms erg plastisch. “Tegen de middag bereikte de koorts haar hoogtepunt. Hoestbuien, die diep uit de ingewanden leken te komen, schudden het lichaam van de zieke, die toen bloed begon op te geven. De builen zwollen niet meer. Zij waren er nog steeds, hard als moeren, vastgeschroefd in de holten der ledematen en Rieux hield het voor onmogelijk ze open te snijden.”

De ziekenhuizen raken inmiddels overvol, net als nu. De straten zijn leeg en de economie komt tot stilstand. Mensen gaan hamsteren en de prijzen van voedingsmiddelen schieten omhoog. De kloof tussen inwoners met en inwoners zonder geld wordt pijnlijk duidelijk. Een andere parallel met de Corona-uitbraak is het begraven van de overledenen. Rituelen wordt aangepast en later afgeschaft. Begrafenissen verlopen steeds efficiënter en met steeds minder publiek.

Na de eerste zeer geslaagde delen van het boek zakt het verhaal halverwege wat in.
Nogal langdradig beschrijft Camus de pogingen van Rambert om te stad te ontvluchten. Interessant zijn wel de filosofische bespiegelingen met bijvoorbeeld de priester. Het gaat over hoop, het noodlot en het accepteren van het kwaad. Een terugkerend thema van Camus is de duiding van de pestepidemie. Mensen willen niet dat er iets verandert aan hun routine en zijn telkens weer verrast als dit wel gebeurt. “Het is een feit, dat de mensheid door gesels wordt bezocht en toch valt het moeilijk er aan te geloven, als een daarvan ons zelf treft. Er zijn in de wereld even veel pestepidemieën als oorlogen voorgekomen. Toch zijn de mensen nog altijd even weinig voorbereid op de pest als op oorlog.”

Elders schrijft hij dat iedereen de de pest in zich draagt. Het is het kwaad zelf, of het noodlot. Het is het element dat het leven absurd maakt, omdat het ieder moment kan toeslaan en een eind aan ons bestaan kan maken. Tegelijkertijd doen we voortdurend alsof dit niet zo is.

Zonder bepaalde oorzaak nemen de sterfgevallen op een dag af. De pest verzwakt en trekt zich terug uit de stad. De gesel is voorbij. Er wordt gefeest en de doden lijken vergeten. Maar de pest sterft nooit helemaal. De pest is het leven zelf. 

Lang geleden las ik De pest voor de eerste keer. Maar bij herlezing leek alles even nieuw en fris. De vertaling is misschien wat ouderwets, dat doet niets af aan de leesbaarheid en de actualiteit van het boek. Qua opbouw is het verhaal vrij eenvoudig: de pest verschijnt, houdt de stad in zijn greep en verdwijnt op den duur weer. Het middenstuk, waarin weinig gebeurt, had wat mij betreft wat korter gemogen. Niet dat het slecht is, maar de eerste helft en het einde zijn zo goed, dat de mindere delen extra opvallen.

Je kunt eindeloos citeren uit het boek, en citeren heb ik ook veelvuldig gedaan. Tot besluit de laatste alinea van De pest. “ Luisterend naar de vreugdekreten, die uit de stad opstegen, bedacht dr. Rieux, dat deze blijdschap nog steeds bedreigd werd. Want hij wist, wat die menigte onbekend was en wat men kan leren uit boeken, dat de bacil van de pest nooit sterft of geheel verdwijnt, dat zij tientallen jaren kan blijven sluimeren in de meubels en het linnengoed, dat zij geduldig wacht in de kamers, de kelders, de koffers, de zakdoeken en paperassen en dat wellicht de dag zou komen waarop, tot onheil en lering van mensen, de pest haar ratten weer zou wekken en uitzenden om te sterven in een gelukkige stad.”

Geen opmerkingen: