maandag 18 april 2016

Wim Brands – ’s Middags zwem ik in de Noordzee

Op 4 april beëindigde Wim Brands zijn leven. Hij was presentator, interviewer, radiomaker en bovenal boekenman. Hij verdiepte zich grondig in zijn onderwerpen. Wat hij de kijker, luisteraar en lezer wilde overbrengen was vooral liefde voor het boek en liefde voor de literatuur. Hij overtuigde de toehoorder op zijn geheel eigen wijze: rustig, beschouwend en vriendelijk.


In alle herinneringen is naast de verslagenheid van het heengaan, vooral te lezen hoe aardig hij was naar andere mensen en hoe geweldig hij zijn passie wist over te brengen. Zijn laatste daad blijft moeilijk te begrijpen.

Behalve groot boekpromotor was Wim Brands dichter. ‘ ‘s Middags zwem ik in de Noordzee’ was zijn laatste bundel, uit 2014. De dagen na zijn dood zag ik dat er in de boekwinkels geen titels van hem meer voorradig waren. Ook in de bibliotheek was al zijn werk uitgeleend.

Zelf had ik eveneens de behoefte om iets van hem te lezen. Deze bundel bevat persoonlijke gedichten en gedichten die hij schreef voor eenzame uitvaarten. Het meest persoonlijke stuk is een prozatekst van drie pagina’s, middenin de bundel.

Onder de titel ’Beste Wim’ schrijft hij een brief aan zijn jongere ik. De brief gaat over zijn vader, die leed aan zware epilepsie. Hij had vaak toevallen en viel dan om. Op Hemelvaartsdag maakten zij samen een fietstocht. Opeens reed zijn vader de sloot in. Na de val zag hij dat zijn vader buiten gevaar was. Hij kon niet verdrinken. Wim fietste weg. Hij vluchtte.

Jaren later voelde hij nog de schaamte. Dwangneuroses onderdrukte hij door te werken, door het lezen van boeken. Vanaf het moment dat hij wegfietste vanaf de slootkant is hij niet meer opgehouden met werken. De oudere Wim besluit de brief met: “Tegelijkertijd wil ik tegen die jongen die daar op Hemelvaart nog steeds wegfietst zeggen dat hij zich niet hoeft te schamen. Hij vlucht niet. Hij ontsnapt.”

In zijn poëzie spreekt hij ook over zijn vader; hieronder de eerste helft van het gedicht ‘Lopen is uitgesteld vallen’.

Mijn vader viel vaak. In een doorsneeweek
zag ik hem tijdens de avondmaaltijd
van zijn stoel vallen,

hoorde hoe hij op zijn werk van een ladder viel
en op een station tussen de
trein en het perron.

Ik heb hem nooit zien vallen tijdens het lopen.
Zijn lopen was uitstellen.
Uitgesteld vallen.

Wat hij brak tijdens zijn leven:
zijn rechterarm (negen keer)
een been.

Ik weet niet meer welk been.
Ik kan het ook niet meer vragen.

Hij verhing zich.

Brak hij toen zijn nek?
Ik vraag het me opeens af,
nu ik dit schrijf

maar ik durf het niet te vragen.

En aan wie?

Geen opmerkingen: