dinsdag 20 juli 2021

David Edmonds – Would you kill the fat man?


 

Stel, je staat langs een trambaan en je ziet vijf mensen vastgebonden op de rails liggen. Er komt een op hol geslagen tram (trolley) aan. Er is een zijspoor en een hendel waarmee je de tram van baan kan laten veranderen. Echter, op dit spoor ligt één persoon vastgebonden. Wat doe je? Haal je de hendel over waardoor er maar één persoon om het leven komt in plaats van vijf? Veel mensen zeggen dit te zullen doen. Het is een rationele overweging. Een tweede scenario is dat de ene man niet op het spoor ligt vastgebonden, maar dat hij op een brug boven het spoor staat. Het is een dikke man. Wanneer hij op het spoor terecht zou komen stopt hij de tram en zouden de vijf het overleven. De vraag is of jij de dikke man van de brug zou duwen en hem hiermee doden. Would you kill the fat man?

 

De twee situaties lijken sterk op elkaar. Toch zullen veel mensen aarzelen. Je moet zelf actie ondernemen. Een hendel overhalen is toch wat anders dan iemand bewust doodmaken, ook al is het objectief gezien voor meer mensen beter. Een andere, meer reële situatie speelt in ziekenhuizen. Dagelijks sterven er mensen door een tekort aan donoren, maar geen ziekenhuis zal een gezonde man kidnappen om zijn organen te gebruiken om daarmee vijf mensenlevens te redden. Maar er zijn twijfelgevallen. Iemand ligt op sterven en heeft gezonde organen die een donor acuut nodig heeft. Geef je zo iemand een duwtje om een ander te redden?

 

Dit soort gedachtenexperimenten zijn in bepaalde filosofische stromingen erg populair. Om ethische vraagstukken te ontleden sluit je zoveel mogelijke irrelevante overwegingen uit. Het experiment varieer je om te toetsen wat mensen zeggen te zullen doen in verschillende situaties. Het eerste Trolley-gedachtenexperiment werd bedacht door Philippa Foot. Zij publiceerde het in 1967. Na de oorlog leerde zij op Oxford Iris Murdoch en Elizabeth Anscombe (leerling van Wittgenstein) kennen. Zij vormden lange tijd een hechte filosofische groep die veel nadachten over dit soort ethische dillema’s. David Edmonds bespreekt in Would you kill the fat man? de vele varianten van het Trolley-dilemma. Het is een filosofisch genre geworden dat de naam Trolleyologyheeft gekregen. Uiteindelijke gaat het om essentiële vragen over goed en kwaad.

 

Edmonds’ opzet van het boek is prikkelend. Hij doorloopt niet zomaar alle vraagstukken binnen de Trolleyology maar koppelt het aan filosofen en wetenschappers die zich over ethiek hebben uitgelaten. De oorsprong ligt al in de dertiende eeuw bij Thomas van Aquino. Hij formuleerde het zogenaamde dubbele effect. De intentie om iemand te doden is iets anders dan te voorzien dat jouw handelen leidt tot de dood van een persoon. Volgens hem moesten mensen op hun intenties worden beoordeeld. Edmonds behandelt in een heldere stijl in vogelvlucht de standpunten van onder anderen Kant, Hume, Bentham en John Stuart Mill. Kant stelde dat een mens nooit als middel mag worden gebruikt, maar alleen als een doel in zichzelf mag worden beschouwd. De dikke man mag je dus niet als middel inzetten voor een hoger doel. Utilisten zoals Bentham dachten daar heel anders over. Het ging hen om het grootste geluk van de grootste groep. Bij de Trolley-experimenten kiest een utilist voor het opofferen van de dikke man. Dit utilistische denken kan tot extremen leiden, zoals tot een uitspraak van Bertrand Russell dat voor het grootste geluk van de grootste groep het voor de meeste inwoners in Engeland van eind negentiende eeuw beter was geweest niet geboren te zijn.

 

Het nadeel van utilistisch denken is dat dillema’s geobjectiveerd worden. Er wordt geen rekening gehouden met wie een handeling of moord uitvoert. Maak je het persoonlijk dan gaat het uiteindelijk om onze morele intuïtie. Een groep denkers onder de naam X-phi movement wil zich losmaken van de theorie en uit de filosofische leunstoel opstaan. Zij pleiten voor filosofische experimenten. Zo testen zij gedachtenexperimenten in verschillende culturen om deze morele intuïties te onderzoeken. In werkelijkheid lijken situaties veel complexer, maar Edmonds laat zien dat dat soms meevalt. Dilemma’s met orgaandonaties zijn heel reëel en een voorbeeld bij het zinken van de Herald of Free Enterprise in 1987 laat zien dat de dood van een persoon die een uitgang belemmerde heeft geleid tot de redding van meerdere anderen.

 

In het tweede deel van zijn boek bespreekt Edmonds vooral wetenschappers. De Italiaanse econoom Pareto en de Nobelprijswinnaar Daniel Kahneman komen voorbij. Kahneman toonde aan dat wij helemaal niet zulke rationele economische wezens zijn. We kiezen vaak gevoelsmatig voor dingen die niet in ons belang zijn. Maar hij laat ook zien dat allerlei toevallige omstandigheden onze keuzes sterk kunnen beïnvloeden. Een ander onderwerp dat Edmondsaanhaalt is de vraag of morele oordelen universeel zijn. Sommige verboden lijken dit te zijn, zoals seksuele relaties tussen broers en zussen. Hij zoekt naar biologische oorzaken achter onze morele oordelen en kijkt naar de invloed van hormonen op ons gedrag. Ook citeert hij hersenwetenschappers en haalt hij spectaculaire voorbeelden aan, bijvoorbeeld van iemand met een tumor. Zijn gedrag veranderde totaal. Na het verwijderen van de tumor werd hij weer normaal. Was deze persoon nog wel verantwoordelijk voor zijn gedrag tijdens zijn ziekte?

 

Aan het einde van zijn boek bespreekt Edmonds de onvermijdelijke critici van de Trolleyology. Hij noemt ze trolleyphobes en is het niet eens met hun kritiek dat de gedachtenexperimenten een verkeerde voorstelling van de wereld geven: geordend en overzichtelijk. Deze trolleyphobes leggen ook meer de nadruk op wat een persoon is, in plaats van voortdurend de vraag te stellen wat iemand zou moeten doen. Volgens Edmonds zijn deze vragen goed te combineren en passen ze binnen de Trolleyology. En natuurlijk moet je de waarde van een gedachtenexperiment in perspectief plaatsen.

 

In het laatste hoofdstuk komt hij tot een eindoordeel. Hij haalt Thomas van Aquino weer aan die onderscheid maakte tussen intenties en iets vooruitzien. Edmonds benadrukt dat nabijheid en de vraag wat jij zou doen essentieel zijn. De afstand tot iemand die hulp vraagt is vaak doorslaggevend om die hulp te bieden. En hij vindt dat je het dilemma van de dikke man op jezelf moet betrekken. Het is niet interessant wat men zou moeten doen, maar wat jij zou doen. De schrijver geeft tenslotte zelf een antwoord op deze cruciale vraag. Ik zal het niet verklappen, beter kun je het boek zelf lezen.

 

Would you kill the fat man? is een fascinerend boek. In amper 200 pagina’s behandelt David Edmonds een veelheid aan onderwerpen. Hij schrijft bijzonder vlot en weet ingewikkelde zaken goed uiteen te zetten. Af en toe vliegt hij hierbij uit de bocht, zoals bij zijn weergaven van de Milgram-experimenten en het Stanford-gevangenisexperiment. Wat mij betreft had hij bijzaken iets minder aandacht kunnen geven. Wat ik wel miste zijn omgekeerde gedachtenexperimenten die ik zelf kreeg tijdens het lezen van dit boek. Het dubbeleffect gaat ervan uit dat nevenschade is toegestaan wanneer de intenties maar goed zijn. Uiteraard moet deze collateral damage zo klein mogelijk blijven. Een bombardement op een groep gevaarlijke terroristen is toegestaan, al wordt hiermee ook een onschuldig kind gedood. Dit kun je omdraaien. Hoe moreel hoogstaand is het doel wel niet als de nevenschade juist erg hoog is. Dictators en aanhangers van extreme ideologieën gebruiken deze redenering, onder het mom van waar gehakt worden vallen spaanders. Stalin bleef lang populair onder de bevolking. Een van de redenen hiervan is het idee dat het communisme uiteindelijk voor alle mensen het beste zou brengen. Voor dit hoge doel mochten – heel utilistisch gedacht – wel wat offers gebracht worden. Een serie experimenten zou kunnen uitwijzen in hoeverre burgers hun leiders toestaan nevenschade te berokkenen voor een hoger doel. Een discussie die nu heel actueel is: bijvoorbeeld vrijheidsbeperking ten dienste van de volksgezondheid.

Geen opmerkingen: