woensdag 29 januari 2014

Edwin Wendt – Elvis Presley. Erfenis van een fenomeen


“Sterren komen. Sterren gaan. Alleen Elvis blijft bestaan.” Dit zingt Luc de Vos van de Vlaamse band Gorki. En zo is het. Na lezing van dit prachtboek van Edwin Wendt weet je weer hoe belangrijk Elvis geweest is voor de popmuziek. De schrijver gaat niet zozeer in op het persoonlijke leven van The King, inclusief alle ranzige details, maar richt zich op de muzikale ontwikkeling van het fenomeen Elvis.

Natuurlijk ontbreekt een levensschets niet. Elvis werd geboren in 1935 in Tupelo, Mississippi. Zijn ouders waren arm. Elvis was vooral gehecht aan zijn moeder. Hij was geen opvallend kind. Wel had hij al vroeg interesse in muziek. Edwin Wendt schrijft dat hij op 10 of 11-jarige leeftijd een gitaar cadeau kreeg. Ik vroeg mij meteen af: van wie? Zijn ouders waren toch echt te arm voor zo’n cadeau.

Edwin Wendt behandelt de muziek van Elvis chronologisch en bespreekt vooral de betere platen met veel enthousiasme. In de eerste periode laat hij Elvis zien als een vrij onschuldige jongeman. Over de bekende heupbeweging zei Elvis zelf dat dit spontaan gebeurde en dat het heupwiegen zeker geen bewust seksuele lading had. Later in zijn loopbaan zie je dat zijn ruigere kant vaak hand in hand ging met het zingen van zoete liedjes en gospels. Voor zijn imago was dit alleen maar gunstig. Ook de ouderen zagen in hem, bijvoorbeeld na een televisieoptreden met Frank Sinatra, een nette jongeman.

Een andere tweedeling die Edwin Wendt benadrukt heeft te maken met de kwaliteit van zijn nummers. In de jaren 60 speelde Elvis in een hoop speelfilms, de vooral gedragen werden door zijn muziek, niet door zijn acteertalent. Deze liedjes stelden, uitzonderingen daargelaten, niet veel voor. Elvis zelf liet in 1964 weten dat hij walgde van de songs die hij voorgeschoteld kreeg. Toch ging hij ermee door. Dit had alles te maken met zijn manager Colonel Tom Parker, die vooral aandacht had voor commercieel succes.

Maar naast dit mindere werk dook Elvis regelmatig de studio in voor hele mooie albums, zowel onder zijn eigen leiding als samen met ervaren producers die het beste in hem boven brachten. From Elvis in Memphis uit 1969 is een van deze hoogtepunten.

Opmerkelijk is dat deze afwisseling tussen slappe of slecht uitgevoerde nummers, met waanzinnig goede uitvoeringen doorgaat tot het einde van zijn leven. Zelfs in 1976 zong hij bijvoorbeeld nog een schitterende uitvoering van Danny Boy, die volgens Edwin Wendt niet onder deed voor zijn oudere werk en beslist geen toevalstreffer was.

Een klein mysterie blijft het waarom Elvis doorging met het maken van rotzooi en waarom hij avond aan avond in Las Vegas hetzelfde repertoire zong voor maar een deels geïnteresseerd publiek. Dit terwijl hij wist een groot talent te hebben.

De verklaring ligt misschien in zijn persoonlijke leven. Als kind van ouders uit de onderklasse had hij nooit geleerd goed voor zichzelf op te komen. Daarbij speelt de trouw aan zijn vriendenclub van vroeger en met name aan zijn manager een grote rol. Deze Colonel Tom Parker had een gokverslaving en joeg er enorme bedragen doorheen. Pas na de dood van Elvis kwam uit dat zijn echte naam Andries van Kuijck luidde en dat hij afkomstig was uit Breda. In Amerika had hij geen paspoort, wat de reden was dat Elvis nooit buiten de V.S. optrad. Een krankzinnig verhaal eigenlijk.

Een van de mooiere Elvis-nummers vind ik ‘An American Trilogy’ geschreven door Mickey Newbury in 1971 (niet in 1972). Volgens Edwin Wendt weet Elvis dit nummer echt leven in te blazen. Dit ben ik niet helemaal met hem eens. Het origineel van Newbury klinkt ook fantastisch.

Aan het eind van het boek gaat Wendt in op de invloed van Elvis in Nederland. Hij heeft hiervoor mensen als Leo Blokhuis, Bennie Jollink en Cesar Zuiderwijk geïnterviewd. Algemeen is men van mening dat de invloed er zeker was, maar vaak indirect. De dikke Elvis uit de laatste jaren van zijn carrière is als icoon aan het verdwijnen. Vanwege de directe beschikbaarheid van al zijn muziek zullen jonge luisteraars minder last hebben van dit icoon. Laten we het hopen.

In het laatste hoofdstuk wordt Bill Haley nog even vergeleken met Elvis en weggezet als een wiskundeleraar die op het toneel staat. Een beetje onterecht. Jaren voordat in 1963 het publiek de zaal afbrak bij een optreden van de Stones, gingen de concerten van Bill Haley gepaard met chaos en vechtpartijen. Het woord nozem is direct verbonden met Bill Haley. En zelfs de film Rock around the clock veroorzaakte in 1956 in Rotterdam massale rellen.

Los van een paar van zulke kritiekpuntjes is ‘De erfenis van een fenomeen’ een uitstekend boek voor de geïnteresseerde Elvis-leek. Ik ging althans meteen zijn muziek draaien en dat zal toch de voornaamste inzet van dit boek geweest zijn: de bewondering voor de muziek van Elvis overdragen. Edwin Wendt is hier volledig in geslaagd. 

Geen opmerkingen: