vrijdag 21 januari 2022

Midas Dekkers – Wat loopt daar? Een biologische kijk op rassen


Midas Dekkers is een bekende Nederlander die geregeld op televisie zijn onderkoelde mening geeft over allerlei menselijke gedrag. Graag relativeert hij dingen waar andere mensen nogal warm voor lopen zoals sporten en kinderen krijgen. Hij presenteert zich dan graag als wetenschapper, die objectief stelling neemt, altijd met de nodige humor. In Wat loopt daar? is hij op en top de bioloog. Hij geeft zijn kijk op het begrip ras en betrekt in zijn verhaal tallozen onderwerpen, wanneer die maar enigszins met het onderwerp te maken hebben. 

 

Dekkers heeft een prettige manier van vertellen en veel thema’s die hij bespreekt hebben ook mijn interesse. Helaas doorspekt hij zijn verhaal met flauwe grappen en woordspelingen. Ter illustratie meteen maar wat voorbeelden: een jager die een bok schiet, een hartchirurg noemt hij een pompbediende; met een encyclopedie bekeek je als kind de wereld door een nieuwe bril, “net of de glazenwasser net geweest was.” en tot slot: “noem de ene pop beter dan de ander en je hebt de poppen aan het dansen.” Enzovoorts, en dat op iedere pagina een stuk of vijf keer. Het is om gek van te worden en onnodig voor zijn betoog.

 

Dit betoog draait om het beladen begrip ras. Volgens Dekkers is er niks mis mee dit te gebruiken om variatie bij de soort mens mee aan te duiden. Waarschijnlijk doet hij dit expres om te prikkelen maar er zit ook zeker een blinde vlek bij hem. In brede zin gaat zijn boek over classificeren, een belangrijke bezigheid van biologen en andere wetenschappers. Hij gaat er min of meer vanuit dat de meeste wetenschappers dit classificeren en ordenen zo neutraal mogelijk deden en doen en dat er in principe geen verschil is tussen het indelen van diersoorten en het indelen van de diersoort mens. In de niet-wetenschappelijk wereld is dit verschil er wel en is de connotatie bij het begrip ras voor het indelen van soorten mensen anders dan bij het indelen van soorten honden. 

 

In het planten- en dierenrijk bestaan er talloze ondersoorten en variëteiten, zozeer zelfs dat de grenzen tussen ondersoorten en soorten vaak vaag is. Een bekende definitie van een soort is dat paring binnen een soort vruchtbare nakomelingen oplevert, maar dit criterium is niet keihard. Bij ondersoorten kan het soms niet en tussen wat wij soorten noemen soms juist wel. Dat er binnen een soort variatie is, is een open deur, voor mensen geldt dit net zo zeer als bij olifanten. Je kunt mensen indelen in een aantal groepen individuen met ongeveer dezelfde kenmerken. Je komt dan al snel op een indeling op basis van uiterlijke kenmerken zoals huidskleur en vorm van de ogen of neus. Zo’n indeling is niet scherp te maken, maar bij 70% of meer gemeenschappelijke kenmerken kun je toch wel spreken van groepskenmerken. Of dit zinvol is hangt af wat je met deze informatie doet. Dekkers laat in de latere hoofdstukken van zijn boek zien dat met name binnen de medische wereld het zinvol is. Bepaalde ziektes komen vaker voor binnen bepaalde groepen mensen, zoals de sikkelcelziekte. Dit vind ik het meest overtuigende argument voor een indeling in rassen, alleen had hij het beter variëteiten kunnen noemen. Zoals hij zelf aangeeft zijn de twee begrippen wetenschappelijk gezien inwisselbaar.

 

Carl Linnaeus (1707-1778) is de grondlegger van onze indeling in het planten- en dierenrijk. Hij komt veelvuldig voorbij in het boek. De problemen waar hij tegenaan liep zijn deels hetzelfde waar wij nu nog steeds mee te maken hebben. Linnaeus ging ervan uit dat de soorten door god zijn geschapen en daarmee onveranderlijk zijn. De grenzen tussen ondersoorten en soorten bezorgde hem dus de nodige hoofdbrekers. Dit veranderde niet met Darwin en het inzicht dat soorten veranderlijk zijn. Evolutie verklaart het ontstaan van soorten, maar welke soorten zijn ontstaan uit welke andere soorten en hoe dit proces precies verliep is een waanzinnig ingewikkelde vraag. Dekkers behandelt deze vraag uitvoerig en staat stil bij de discussies over het ontstaan en verdwijnen van de verschillende menssoorten. Graag zien wij de moderne mens als toppunt in de evolutie met als belangrijkste kenmerk onze grote herseninhoud. De neanderthaler had echter een grotere herseninhoud en heeft de homo sapiens niet overleefd. Wel heeft genenonderzoek uitgewezen dat onze genen deels afkomstig zijn van de neanderthaler. Ooit was paring dus mogelijke tussen verschillende menssoorten. Of moet je dit dus toch ondersoorten noemen?

 

Voor het onderscheiden van (onder)soorten is DNA-onderzoek een uitstekend hulpmiddel, maar niet geschikt om scherpe grenzen te trekken. Die zijn eenvoudigweg niet te trekken. Dekkers is terecht sceptisch over de mogelijkheden van genenonderzoek en de euforie die hierover een tijdje geleden ontstond: eindelijk zouden we de hele mens in kaart kunnen brengen. Maar extreem kleine verschillen in DNA laten soms juist enorme verschillen in uiterlijk zien. Zichtbare verschillen tussen variëteiten zijn lastig te meten op het niveau van DNA. Zij zijn niet gegroepeerd op een vast setje genen. Je kunt niet zoiets zeggen als deze acht genen bepalen het verschil tussen twee variëteiten.

 

Het meten van uiterlijke kenmerken komt volop aan bod in Wat loopt daar? Een van de meest bekende voorbeelden is het schedelmeten. Dit gebeurde tot in de twintigste eeuw op grote schaal en met grote exactheid. Maar het was bijzonder lastig de resultaten in een set vaste maten te vangen. Wat zegt het eigenlijk? Hetzelfde kun je zeggen over genenonderzoek. Dekkers vergelijkt ze ook met elkaar. Hij haalt de bioloog Adolf Portmann aan die een vergelijking maakte met toneel. Je kunt achter het toneel kijken, de spelers zien, de tekst lezen, enzovoorts, maar toch heb je dan nog niet het stuk gezien. Bij dit soort onderwerpen is Dekkers op zijn scherpst. Minder kritisch is hij als het gaat om de rol van wetenschap. Zijn uitgangspunt is dat het de bioloog gaat het om de ordening en om de feiten. Dat hier in het verleden nogal misgeschoten is wijdt Dekkers niet aan de wetenschap zelf. Racisme kun je de meeste onderzoekers dus niet verwijten. Merkwaardig is dat hij zelf tegenvoorbeelden geeft. Hij is terecht kritisch op het wetenschappelijke gebruik van IQ-testen. De testen lieten in het verleden zien dat het zwarte ras minder intelligent zou zijn dan het witte ras. Dit is niet een verkeerde interpretatie van objectief wetenschappelijke onderzoek, maar kwam rechtstreeks uit dit onderzoek zelf, dat achteraf gezien totaal niet deugde.

 

Het is jammer dat Dekkers zich te weinig heeft verdiept in de geschiedenis van racistische ideeën. Dit zou een mooie aanvulling zijn geweest op zijn boek. Ik zou hem graag Stamped from the beginning van Ibram X. Kendi te lezen willen geven. In dit standaardwerk gaat de auteur uitvoerig in op een misverstand. Vaak wordt de aanwezigheid van racisme verklaard uit onwetendheid en/of haat. Hierdoor ontstaan racistische ideeën en vervolgens discriminatie. Het is volgens hem omgekeerd. Door racistische ideeën, aangedragen vanuit geloof, filosofie, wetenschap of economische motieven, ontstaat juist haat en wordt deze aangewakkerd en gelegitimeerd. Ook de biologie gaf in het verleden en misschien nog steeds voeding aan racistische ideeën, misschien niet altijd bewust, maar daarom hoef je het niet te ontkennen.

 

Los van deze kritiek is zijn boek, net als zijn eerdere werk, een eindeloos avontuur waarin je met plezier verdwaalt door alle onderwerpen: wereldtentoonstellingen, schilderkunst, vogels spotten, het domesticeren van de mens, nationalistische mythes, het tentoonstellen van mensen, het begrip volksaard, de huid, verschillende haartypes, enzovoorts, enzovoorts.

2 opmerkingen:

Erik Scheffers zei

Hoi Alek, een mooi en informatief stuk! Groetjes, Erik

Alek Dabrowski zei

Dank Je!