woensdag 6 september 2017

Frank Dikotter – De tragiek van de bevrijding

Frank Dikötter is een groot kenner van de Chinese geschiedenis. Hij werkt aan de universiteit van Londen en van Hongkong en heeft een hele reeks boeken over China geschreven. ‘De tragiek van de bevrijding’ is het eerste deel van een trilogie over communistisch China. Het boek heeft als ondertitel: ‘De geschiedenis van de Chinese revolutie 1945-1957. In ‘Mao’s Massamoord’ behandelt hij de periode 1958-1962 en ‘De culturele revolutie’ gaat over de jaren 1962-1976.


Dikötter heeft zijn boek chronologisch opgezet. Hij begint met de oorlogsjaren, waarin de communisten vanaf 1946 steeds meer steden op de nationalisten innemen. Dit ging gepaard met enorm bloedvergieten. Soms werd een stad langdurige belegerd. Maar Beijing gaf zich al na veertien dagen over. Het Volksbevrijdingsleger werd veelal met goed georganiseerd feestelijkheden binnengehaald.

Na de verovering van Shanghai en andere steden werd duidelijk hoe ver de macht van communisten ging. De politie was alom aanwezig, drong huizen binnen en ging op zoek naar volksvijanden. De vijand leek overal te zijn. Mensen werden opgeroepen aangifte te doen. Huiszoekingen leverde wapens, verdachte documenten en radio’s op.

Er kwam meteen een enorme bureaucratie op gang. Elk huishouden werd geregistreerd en mensen kregen een klassenetiket. Er waren goede klassen als industriearbeiders en martelaren van de revolutie en er waren slechte klassen als landheren en kapitalisten. Ambtenaren van het oude regime bleven vooralsnog op hun plek om de boel goed over te kunnen dragen. Op 1 oktober 1949 riep Mao de Volksrepubliek China uit.

In de jaren die volgden begon het paranoïde regime van Mao de ene na de andere campagne. In de eerste jaren waren er overal in het land strijdbijeenkomsten. Verdachten werden openlijk bespot, mishandeld of gedood. Iedereen kon een verdachte zijn. Het ging om enorme aantallen mensen, die in heropvoedingskampen terecht kwamen, van hun eigendommen werden beroofd of simpelweg doodgeslagen werden. Dikötter noemt bij elke campagne vele voorbeelden uit een groot aantal Chinese provincies en kleedt zijn betoog aan met veel cijfers.

Het platteland werd volledig ontregeld doordat de heksenjacht de bestaande sociale structuren vernietigde. Er bestond een grote verscheidenheid aan boerenbedrijven. Binnen het communistische gedachtegoed werd dit versimpeld: rijke landheren tegenover arme boeren. Deze klassen werden tegen elkaar opgezet. Een beschuldiging van landheer was vaak fataal. Boeren aten hun vee op, er was te weinig zaaigoed en al snel braken er hongersnoden uit.

Mao was opgetogen door al het geweld. Hij had een orkaan voorspeld die de bestaande orde zou vernietigen en dit gebeurde. Het geweld richtte zich tegen alles en iedereen: bedrijven, universiteiten, kerken, kloosters, buitenlanders, stedelingen, boeren en zelfs tegen zijn eigen partijleden.


Er zat een zekere logica in. Iedereen moest bloed aan zijn handen krijgen. Juist diegene die zich gedeisd hielden moesten gearresteerd worden. Op openbare bijeenkomsten schreeuwden mensen op het hardst tegen de vermeende vijanden van het volk. Vooral als een bekende van je terecht werd gesteld was het zaak om hem uit te schelden, om te voorkomen dat jij het volgende slachtoffer zou zijn. Er bestond geen recht op zwijgen. Het regime moest door iedereen fanatiek bejubeld worden. Fabriekseigenaren gaven vol overgave hun bezittingen weg aan de partij. Het moest vrijwillig gebeuren.

Tot 1952 vielen er naar schatting tussen de 1,5 en 2 miljoen doden, schrijft Dikötter op pagina 127. Dit was het voorspel. De titel van het volgende hoofdstuk luidt ‘De grote terreur’. Mao stelde een quotum in voor het aantal te doden mensen. Of iemand schuldig of onschuldig was, deed er niet toe. De campagnes moesten vooral meedogenloos zijn. Lokale functionarissen deden hun best dit cijfer te halen of te overtreffen, uit angst of uit fanatisme.

De wijze waarop Mao het land bestuurde en zijn orders gaf is bijzonder. Hij gaf zelden een duidelijk omschreven opdracht. Zijn staf moest gissen naar zijn ware bedoelingen. Dit hield de angst er goed in en bij een actie die verkeerd uitpakte kon hij altijd een ander de schuld geven. Deze tactiek verbloemde ook de onkunde van Mao. Van economie, landbouw en wetenschap had hij geen flauw benul. Hij had een buitengewone afkeer van intellectuelen en van wetenschappelijke kennis. Er vonden grootschalige boekverbrandingen plaats. In het communistisch China werd jazz onmiddellijk verboden. Wel moest de bevolking een groot aantal volkse liederen uit het hoofd leren.

Het gissen naar de bedoelingen van de grote leider paste hij ook toe bij de zuiveringen binnen de eigen partij. Iedereen kon een spion of een contrarevolutionair zijn. Nadat het geweld een hoogtepunt had bereikt trad Mao naar voren om de terreur te stoppen en was zo de redder in nood.

‘De tragiek van de bevrijding’ is, ondanks de breedte van het onderwerp een gedetailleerd boek. Steeds zoomt de auteur in op een gebied, een stad, een fabriek en beschrijft met naam en toenaam wat er plaatsvond. De eindeloze opsommingen maken dit boek niet altijd fijn om te lezen. De waanzin en het bloedvergieten is bijna onvoorstelbaar.

Een mensenleven was niks waard. Mao maalde niet om efficiency. Bij grote bouwprojecten groeven tienduizenden mensen met de hand. Waar zij sliepen en wat zij aten was niet van belang. Of het gegraven kanaal uiteindelijk enig nut had, viel ook te bezien. In de Koreaanse oorlog werden miljoenen mannen gemobiliseerd.  Hun uitrusting was onder de maat, maar het ging om de grote getallen. Met deze oorlog startte Mao een grootscheepse anti Amerika campagne. De propaganda was dat Amerika biologische wapens had ingezet en China bestookte met besmette insecten. Deze en andere verhalen werden dagelijks verspreid. Het volk leefde in angst en moest op allerlei manieren bijdragen aan de oorlog. Uiteraard in de vorm van een vrijwillige financiële bijdrage, maar men moest ook zoveel mogelijk insecten doden. Wie dit onvoldoende deed was een spion.

‘De tragiek van de bevrijding’ is een te omvangrijke studie om hier even samen te vatten. Dikötter gaat ook uitgebreid in op de relatie met de Sovjet-Unie en Stalin. Hij beschrijft de politieke perikelen in de top van de partij, de vele zelfmoorden, de economische malaise, de opstanden na de toespraak van Chroesjtsjov en de nieuwe weg die Mao leek in te slaan en veel meer.

Een vraag die mij bezighield tijdens het lezen was of dit regime ook iets positiefs heeft opgeleverd. Dikötter noemt aan het eind van het boek inderdaad een aantal winstpunten. Je moet niet vergeten dat de opkomst van de Volksrepubliek voorafging aan een langdurige oorlog en bezetting. In de tijd voor Mao was het leven ook geen pretje.

Het regime had een afkeer van rommel en viezigheid. Het opruimen van de bergen afval, het aanleggen van riolering, bestrating en verplichte inentingen zorgden voor het tegengaan van epidemieën en had een tijdelijk betere volksgezondheid tot gevolg. Mao dacht groot, daarbij horen grote bouwprojecten: snelwegen, ruime pleinen, grote gebouwen en modeldorpen, waar vooral buitenlandse bezoekers weren rondgeleid.


In 1956 was er weinig van de communistische droom over. De hoop was bij de meeste mensen vervlogen. Het land was veranderd in een slavenstaat. De lachende gezichten en de alom aanwezige leuzen en spandoeken lieten een ander beeld zien. De kracht van het communisme is dat het zich richt op de toekomst, die altijd beter is. Veel mensen geloofden lange tijd in de droom, maar hun aantal was in 1956 sterk gedaald. Vanaf 1958 zou het regime nog meer verharden. Hierover gaat het tweede deel twee van de trilogie: ‘Mao’s massamoord’.

1 opmerking:

Leo zei

mooi stuk, Alek. In 1969-middelbare school, schreef ik een scriptie over China's moderne geschiedenis. In je naïviteit gaf ik het veel voordeel van de twijfel.In de jaren '70 kwam al het eerste demasque met Simon Leys. En wij in Nederland maar praten over al het goeds van Mao-Opland kwam bij zijn dood met een tekening: "800 miljoen mensen te eten gegeven".Toen haakte ik af met optimistisch denken over communisme.