donderdag 4 juni 2015

Frida Vogels – Dagboek 1977-1978


Eind 2014 verscheen het elfde en voorlopig laatste deel van het dagboek van Frida Vogels. Het beslaat de jaren 1977 en 1978. Er stonden ongeveer 16 delen gepland, maar de laatste vijf mogen pas verschijnen na haar dood. Zoals zij in het voorwoord aangeeft staan er zaken in die nu te pijnlijk zijn om in detail prijs te geven.


Dit elfde deel wordt afgesloten met een fragment uit 1991: ‘verslag met de linkerhand’. In deze periode had zij haar levenswerk naar Van Oorschot gestuurd. Een jaar later kwam het eerste deel van ‘De harde kern’ uit. In dezelfde periode begon zij met het herlezen en redigeren van haar dagboek, wat tot 2000 zou duren.

Vogels vraagt zich weleens af wat er te schrijven valt over een dag en waar haar dagboek eigenlijk over gaat. “Zieleroerselen, maar aangeklede zieleroerselen. Het is de aankleding waar het op aankomt.”

De toon van dit dagboek wijkt niet af van de tien voorgaande. De twee belangrijkste thema’s zijn haar verhouding tot de mensen om haar heen - haar relatie met Enzo en met haar broer Michiel, de omgang met haar schoonfamilie – en het schrijven van haar boek.

Een paar specifieke zaken nemen veel tijd in beslag. Valeria, een vriendin van een vriendin heeft een dodelijke ziekte en zoekt adoptieouders voor haar zoon Jan. Hoewel zij Frida slechts enkele keren heeft ontmoet, vraagt zij haar en Enzo als adoptieouders. Frida is geschokt, het is natuurlijk uitgesloten. Eindeloos duren de bespiegelingen hierover.

Een zus van Valeria neemt vanzelfsprekend de adoptie op zich en ziet Frida als een bedreiging. Deze zaak is aanleiding voor vele heerlijke zelfbespiegelingen.

Een andere bijzondere gebeurtenis speelt zich af in Castellina. Frida ontfermt zich over een gewonde hond. Zij stelt vertrouwen in de jongen van wie de hond is en helpt hem voor de hond te zorgen. De moeder van Enzo vindt dit niks en ziet de aandacht voor de hond als een gebrek aan aandacht voor haar zoon.

Sowieso is de familie van de jongen in de ogen van Enzo’s moeder niet waard om mee om te gaan. Zij is natuurlijk vooral bang wat de mensen ervan zullen zeggen. Dit is altijd het eerste waar zij altijd aan denkt. Wanneer Frida met een vriend van Enzo een wandeling maakt als hij er niet is, wordt dit evenmin gewaardeerd.

Frida Vogels vat het oordeel van Enzo’s moeder samen ‘dat E. door mijn schuld in al zijn (en haar) maatschappelijk ambities is teleurgesteld. Hij heeft geen kinderen, geen macht, geen aanzien, en is daar somber onder.”

Een ander familielid, Enzo’s nicht Marisa, slokt enige tijd al haar aandacht op. Zij ligt in een ziekenhuis in Bologna, ver weg van haar eveneens hulpbehoevende ouders in Castellina. Frida wordt geacht haar elke dag te bezoeken en hoort haar steeds gekker wordende verhalen aan over andere patiënten en over haar eigen diagnoses. Na haar ontslag trekt zij meteen bij Frida en Enzo in. Als Frida een keer ziek is, gedraagt Marisa zich nog zieker, om maar aandacht te blijven krijgen.

Wanneer Marisa eindelijk naar huis is, komt zij na een maand weer doodleuk langs vanwege een vervolgonderzoek en rekent erop langdurig van hun gastvrijheid te mogen genieten.

Op haar 47ste verjaardag omschrijft Frida zichzelf als een vrouw die langzamerhand begint met doodgaan. Later schrijft zij dit gedichtje.

Je weet het

Als alles is, zoals het hoort,
staat de lijkkoets voor de poort

Het hele dagboek door worstelt zij met een ongelooflijke energie met haar boek DNW (De Naakte Waarheid). Zij herschrijft alle hoofdstukken tot zij er tevreden mee is. Eind 1978 is het boek tot haar grote opluchting af. Zowaar straalt zij iets van geluk uit.

In de toegift uit 1991 ‘verslag met de linkerhand’, schrijft zij over haar ongeval waardoor zij haar pols brak. Natuurlijk wil zij zich niet laten helpen. Zelfs een ambulance vindt ze onzin, maar de breuk is wel degelijk ernstig. Enzo probeert haar te ondersteunen. Het liefst ziet hij haar als slachtoffer en zichzelf als de redder in nood.

Al analyserend begrijpt Vogels het ongeval. De maanden ervoor was zij in Amsterdam, waar zij elke dag afspraken had en uitging. Zij schrijft over ‘dolle activiteiten in Amsterdam.’ Ik probeer er een beeld bij te krijgen van een 61-jarige Frida Vogelsen dolle activiteiten.

Frida Vogels besluit deze uitgave met een prachtig gedicht. Zij is inmiddels 85 jaar. Ik gun haar vanzelfsprekend nog vele jaren, maar ben ook erg nieuwsgierig naar het vervolg van dit dagboek.

Thuis

Wie hier mag wonen.
Wie hier de seizoenen
ziet wisselen en de vertrouwde
patronen volgt: de keien voor zijn deur
en kade, water, brug; wie nooit
’s nachts opschrikt en zich elders weet;
wie nooit aankomt en alweer afscheid neemt;
wie hier mag wonen, en geen vrede heeft.

4 opmerkingen:

Anoniem zei

Het gedicht waarmee Frida Vogels deel 11 van haar dagboeken besluit, is inderdaad prachtig. Het is al eerder gepubliceerd in Bzzlletin 264 uit 1999, een speciaal nummer over J.J. Voskuil, Frida Vogels en Bert Weijde. Een mooi nummer

Unknown zei

De voorgaande reactie is niet van Stacie van de Kimmenade, maar van ondergetekende. Excuses, maar ik ben en blijf nu eenmaal enigszins een digibeet.

Alek Dabrowski zei

Beste Trees, ik ken het nummer van Bzzlletin, inderdaad mooi. Ik hoop dat zij toch binnenkort haar volgende dagboeken gaat uitbrengen. Ik blijf het fascinerend vinden om over haar leven te lezen. Met vriendelijke groet, Alek.

Unknown zei

Beste Alek,
Dat gaat ze niet doen. De resterende delen worden helaas pas na haar dood uitgegeven. Daar zullen we ons bij neer moeten leggen.
Vriendelijke groet,
Trees Dunk