zondag 31 mei 2015

Miek Zwamborn - Oploper


Net als Vallend Hout, het boek van Miek Zwamborn dat ik eerder las, speelt Oploper uit 2000 zich af in een strak omgrensde ruimte. In Vallend hout was dit een tuin, in Oploper is het een kraaneiland.

Miek Zwamborn gaat als experiment aan boord van dit eiland. Zij is gefascineerd door vormen van isolement. Op het eiland is zij de enige vrouw tussen 200 mannen. Het kraaneiland vaart langzaam van Afrika naar Amerika. Elke dag van haar vijf maanden durend verblijf noteert zij wat zij meemaakt. Boven elke pagina staat de datum en noteert zij de coördinatoren, die precies aangeven waar zij zich bevindt op de wereld.

Deze informatie is zinloos. De essentie is juist dat tijd en ruimte wegvallen tijdens haar verblijf op het eiland. Zij is geen toerist, maar werkt mee met de mannen. Zij voert klusjes uit en leert het werk op het eiland kennen. Eerst is er twijfel bij haar. “Ze hebben gelijk. Wat heb ik hier eigenlijk te zoeken?”

Dit verandert als zij zich langzaamaan gedraagt als een van hen. De mannen geeft zij mooie bijnamen: Snaar, De Fransman, Ruit, Pauk, Stuur. Natuurlijk blijft zij de uitzondering. De mannen worden verliefd, zij geeft niet toe. Zij mist haar vriend Roy. Hij laat niets van zich horen, geen brief. Aan het einde van haar experiment verlangt zij intens naar aanrakingen. Hoe paradoxaal met 200 mannen aan boord. ‘De Jongen’ masseert haar nek, zij geniet intens, maar vertelt niet wat er verder gebeurt.

Oploper is een strak opgezet boek. Er lijkt niet zoveel in te gebeuren, maar dat is schijn. Tussen de werkzaamheden die zij dagelijks doet beschrijft zij haar gevoelens. En de relatie tot de mannen is een voortdurende bron van onrust. Het isolement is zowel fysiek als sociaal.

Mooi is de breuk in het boek, waarin tijd en plaats opeens heel belangrijk zijn, namelijk bij het passeren van de evenaar. Het is traditie om opvarenden die voor het eerst de evenaar passeren te ontgroenen. Neptunus komt aan boord. Er wordt gedreigd om haren af te knippen, het blijft bij spel en het gooien met viezigheid.

Miek Zwamborn schrijft soms heel poëtisch. Je kunt zinnen bij haar uitlichten en je hebt een gedicht: “De zee is rond. Waar ik ook kijk, ik ben altijd in het midden.”

Geen opmerkingen: