dinsdag 13 februari 2018

Midas Dekkers – Volledige vergunning


Midas Dekkers is bioloog. En hij houdt van sappige verhalen. Door zijn levenslange ervaring met het kroegwezen – zijn ouders hadden een café, hij groeide er in op – is hij de uitgelezen persoon om een boek te schrijven over het verdwijnen van het ouderwetse bruine café.


De bruine kroeg is een tijdmachine geworden. Een hoge drempel of moeizaam openende deur is geen bezwaar. “Alsof je de voorhang van een tempel door moet houd je het zware gordijn van Hoppe in de hand. Van de mensen binnen is nog niets te zien. Je kunt nog terug. Maar het geroezemoes lokt onweerstaanbaar; een schrille lach. Nog één stap en je metamorfoseert van voorbijganger tot klant. Even de drempel over. Eenmaal binnen zul je er geen spijt van hebben. Die komt later.”

Hoewel zijn ouders altijd met hun werk bezig waren, heeft hij nu niet het gevoel verwaarloosd te zijn in zijn jeugd. Als kind beschouwde Midas de klanten van zijn moeders kroeg als ooms en tantes. De rondgang met een mooi rapport leverde hem altijd meer guldens op dan andere jongens uit zijn klas ontvingen. Bij sommige klanten wist hij met de juiste timing zelfs driemaal succesvol zijn rapport te tonen.

Dekkers behandelt op luchtige toon alle aspecten van het kroegwezen: de klanten (de stam) het lokaal, de drank, maar ook de schemer en de verhouding kerk en kroeg. Interessant is het hoofdstuk over dieren en drank. Hij vertelt schrijnende verhalen over experimenten uit het verleden waarbij fruitvliegen, muizen, apen of olifanten hoeveelheden drank kregen toegediend.

Vroeger hadden cafés aquaria, zo ook het café van zijn moeder en stiefvader. In die tijd moesten de goudvissen wel bijna wekelijks vervangen worden. Zij gingen, net als de bloemen in dezelfde vaas, niet langer mee. Beter is een kat af als kroegdier. Maar deze gewoonte is tot Dekkers’ teleurstelling snel aan het verdwijnen. Leuk is dat veel cafés namen van dieren dragen, zoals De Groene Olifant of Het Bruine Paard.

Dekkers bespreekt de rituelen en soms onbegrijpelijke gewoonten in de kroegen. Mensen gaan naar een café om andere mensen te zien en wat te kletsen. Maar waarom staat de muziek dan altijd te hard? Hij vergelijkt hiervoor menselijk gedrag met apengedrag. Apen vlooien. Kletsen is vlooien op afstand. Wat er gezegd wordt is minder belangrijk. “Ze hoeven elkaar niet te horen. Ze verstaan elkaar toch wel.”

Volledige vergunning’ staat vol anekdotes. maar Dekkers neemt ook stelling in het boek. In het ouderwetse café hoort niets te veranderen: Perzische tapijtjes op tafel, er mag niet te veel licht binnendringen en een ruime keuze aan malle drankjes is overbodig. Met lede ogen ziet hij de opkomst van hippe koffiebars en grand cafés aan. Het zijn plekken waar je gezien wordt, of zelfs gezien wilt worden. Niets van dat in de bruine kroeg. Zijn grootste schrikbeeld is dat op de plek van een gezellige dorpse kroeg een pannenkoekenhuis verrijst. Een pannenkoekenhuis!

Zoals er verenigingen zijn voor natuurbehoud, zo zou er een vereniging moeten komen voor het behoud van de ouderwetse bruine kroeg. Maar de tijdgeest is anders. Roken is verboden, zelfs in de allerkleinste kroegjes mag het niet meer. Moderne mensen willen oneindig veel keuze. Alleen het soort consumpties vormen al een kloof tussen de oude en de nieuwe horeca: broodplankjes…

Een grote frustratie van Dekkers is de opkomst van het terras. Met het eigenlijke café heeft dit verschijnsel weinig gemeen. “De aanvoer van drank wordt door de lange aanvoerlijnen getraineerd.” Bovendien houdt de doorgewinterde kroegtijger niet van de zon. “Natuurlijk, een terras is open en verfrissend. Maar daar is een café niet voor bedoeld; het is geen sanatorium.”


Midas Dekkers heeft in dit grappige boek zeker een punt. Al die verhalen maken mij nostalgisch. Vooral als ik al die prachtige namen van kroegen lees, krijg ik dorst en heb ik zin er onmiddellijk een paar te bezoeken: De oude Snikstal, Het land van belofte, Bommen Berend, De Trechter, De Pels, De Klepel en De Natte Krant.

Geen opmerkingen: