In Veilig leren lezen zijn de columns die Esther Gerritsen schreef voor de VPRO-gids in de jaren 2013-2016 gebundeld. De columns zijn allemaal anderhalve pagina lang. Het is geen toeval dat zij steeds beginnen op de rechterpagina? Zo lees je het slot van de ene column en zie je vanzelf al de titel van het volgende stuk, waarmee je nieuwsgierigheid alweer is gewekt. Die titels zijn kort, zoals Blaft, Liegt, Sport en Verklaart, en de stukjes beginnen opvallende vaak met “Ik”.
Het persoonlijke heeft ogenschijnlijk niets van een diepgravende zelfonderzoek. De onderwerpen zijn uiterst alledaags: de citruspers, een lelijke trui, het maken van legpuzzels of het doen van buikspieroefeningen. Grappig wordt het vooral omdat zij zich bij veel dingen afvraagt waarom zij iets doet en waarom haar geest zo gek reageert op signalen van buiten. Zij moet het vliegtuig terug naar huis halen en gaat met zichzelf een dialoog aan hoeveel tijd ze voor ontbijt en voor de reis naar het vliegveld nodig heeft. In haar hoofd had zij een flinke marge ingebouwd. Dit nieuwe tijdstip heeft de werkelijke vertrektijd al lang verdrongen. Kortom, zij komt uren te vroeg aan op het vliegveld.
Vaak gaat zij innerlijk een dialoog aan. De ene ik vindt zus, de ander zo en hiertussen balanceert zij. Zij probeert gedachtes die niet stroken met de werkelijkheid om te buigen, of andersom, de werkelijk anders te beleven. Zij drinkt een glas water uit de kraan, maar het is lauw en dus vies. Je kunt het glas opnieuw vullen, maar sneller werkt het je voor te stellen dat het een bloedhete dag is en je eindelijk wat te drinken krijgt. Zo kun je smerig eten ook ombuigen tot iets aanvaardbaars. “Ik ga altijd eerst met mijn eigen perceptie aan de slag en pas als dat niets oplevert of ik kom in problemen begin ik aan de realiteit.”
Het klinkt misschien nogal zwaar, maar Gerritsen schrijft er luchtig over en dat maakt het extra grappig. Soms heeft ze echt te veel last van gedachten die haar afleiden en probeert zij hier iets tegen te doen, zoals over het strand rennen met een hond. Zij is wel bang om de hond kwijt te raken, “maar dat was een overzichtelijke, concrete angst, die mooi de ruimte bezette die normaal door grotere angsten werd ingenomen, en omdat de hond iedere keer weer opdook, was er ook een aaneenschakeling van opluchtende momenten. De hond was kortom een ideale omstandigheid.”
Ook probeert zij haar tijd goed in te delen, niet lummelen maar efficiënt werken. Maar waarom eigenlijk? Wat levert het op? Als het op een dag goed lukt om snel te werken heeft ze tijd over en moet ze de avond zien te vullen met iets, juist: met lummelen.
Tot slot leerde ik een nieuw woord: Witzelsucht. Dit is de onbedwingbare neiging om slechte grappen te maken, een neurologisch aandoening. Zij heeft er zelf geen last van, maar heeft wel een nieuwe vorm ontdekt. Iemand luidt een flauwe woordspeling in met bijvoorbeeld de mededeling dat mijn vader nu zou zeggen…. Gerritsen noemt deze vorm Witzelsuch by Proxy.
Deze titel van Esther Gerritsen kende ik nog niet, dank voor de tip, lijkt me leuk :-)
BeantwoordenVerwijderen