Homo Deus (2015) is net als de voorganger Sapiens (2011) een internationaal megasucces. Hierna volgde nog 21 lessen voor de 21steeeuw (2018). De boeken van de historicus uit Israël zijn in tientallen talen vertaald en blijven verkopen. Laatst was Harari op televisie te gast bij Adriaan van Dis. De verkoopcijfers stegen meteen weer. Het zal van alles te maken hebben met de tijd waarin wij leven. Homo Deus is net als Sapiens een brede studie naar de mensheid als geheel. Sapiens ging over het verleden, Homo Deus heeft als ondertitel “Een kleine geschiedenis van de toekomst.”
Harari begint Homo Deus met een terugblik. Hij schetst een brede historische ontwikkeling met diverse revoluties. De laatste was de wetenschappelijke, technologische revolutie die al begon aan het einde van de Middeleeuwen en die uiteindelijke het liberalisme en het kapitalisme heeft voortgebracht. In de twintigste eeuw is het gelukt een aantal enorme problemen goeddeels in te dammen: honger, ziekte en oorlog. Deze grote drie zijn niet opgelost, maar het is niet de dagelijkse realiteit waar bijna de gehele mensheid millennialang mee te maken had. Het overwinnen van veel ellende betekent niet dat we direct veel gelukkiger zijn geworden. Hier is misschien meer voor nodig. Wat Harari stelt is dat wij nu staan voor nieuwe uitdagingen, een nieuwe menselijke agenda. Deze agenda formuleert hij in de rest van het boek, waarbij hij regelmatig teruggrijpt op de geschiedenis van de mensheid.
Voorspellingen over waar het heen gaat met de wereld waren volgens hem duizend jaar geleden een stuk gemakkelijker. Nu heeft niemand een idee hoe onze wereld er over dertig jaar uit zal zien. Hij doet toch een poging. De eerste verandering die hij ziet is de omslag van genezen naar verbeteren (hij gebruikt hiervoor het lelijke woord upgraden). Na het bestrijden van armoede, oorlog en ziekte is het tijd om te streven naar geluk, onsterfelijkheid en goddelijkheid. Hij ziet hierin het doortrekken van humanistische idealen naar een logisch eindpunt. Dit streven zal een nieuwe revolutie ontketenen en een nieuw tijdperk inluiden.
In zijn aanloop naar dit toekomstbeeld bewandelt Harari vaak interessante zijpaden, zoals de kleine geschiedenis van het gazon, een bij uitstek overbodig iets. Het was eeuwenlang een statussymbool en gaf aan dat je rijk genoeg was om een stuk vruchtbare grond niet te bebouwen. Het is een wereldwijd fenomeen geworden. Op sommige plekken in de wereld kost het onderhouden ervan een schokkende hoeveelheid water. En wat levert het op?
Een ander mooi inzicht gaat over biomassa. Dat is het totale gewicht van levende soorten binnen een ecosysteem. Om te laten zien hoe ingrijpend de invloed van de mens is op de natuur heeft hij een taartdiagram opgenomen met de biomassa mens, 300 miljoen ton, afgezet tegen de biomassa van gedomesticeerde dieren (onze voedselbron) 700 miljoen ton, en de biomassa van grote wilde dieren, slecht 100 miljoen ton! Terecht noemt hij de tijd waarin wij nu leven het Antropoceen.
Een eerste stap die Harari zet om zijn toekomstbeeld te verhelderen is de introductie van het begrip algoritme. Het is een gangbaar en een beetje modieus woord uit de ICT dat staat voor een reeks instructies om een probleem op te lossen. Harari verruimt dit begrip aanzienlijk. Het zijn regels en methodes, het is structuur en organisatie, maar organismen zijn ook logaritmen. Voor hem is de kern van alles een logaritme. Later gebruikt hij dit begrip in combinatie met dataverwerkende systemen. De gehele mensheid, de hele geschiedenis en het hele universum ziet hij als dataverwerkend systeem. Ik denk dat hij daarmee deze begrippen uitholt. Vooral wanneer hij verderop in het boek ze bijna niet meer gebruikt zonder in superlatieven te spreken. Telkens heeft hij het over kolossale systemen, gigantische genetische databases, de hele mensheid omvattend, overal in het universum, enzovoorts.
Met een volgende stap staat hij stil bij de vraag wat ons uniek maakt. Hij vermengt hier kundig inzichten uit de psychologie, de filosofie, de geschiedschrijving en meer disciplines. Het behandelt grote vragen, zoals wat is de ziel en wat was de rol van God in de geschiedenis? Hier introduceert hij de verschillende wereldbeelden die langere tijd onze blik op de werkelijkheid vorm gaven. Zo is in de pre-industriële tijd een goddelijkheid een bruikbaar verklaringsmodel geweest. Hij gaat hier wel wat kort door de bocht: alsof iedereen in de Middeleeuwen uitsluitend naar God verwees om natuurverschijnselen te verklaren. Tijdens colleges Middeleeuwen leerde ik altijd dat geen enkele ontwikkeling rechtlijnig verliep en dat bij elke ontwikkeling er regionale verschillen waren. Harari brengt dergelijke nuanceringen nauwelijks aan in zijn betoog.
Interessant is de nadruk die hij legt op samenwerking. Mensen overwonnen andere soorten door betere samenwerking. En in de menselijke geschiedenis veroverden de Romeinen grote gebieden in Europa door betere onderlinge samenwerking. Zo verklaart hij ook het succes van de Russische revolutie en meer grote gebeurtenissen in de geschiedenis. Of betere samenwerking de enige of de belangrijkste verklaring is voor het slagen van de Russische revolutie of de opkomst van het Romeinse Rijk betwijfel ik, maar samenwerking was zeker belangrijk.
Een ander cruciaal begrip in het boek is intersubjectiviteit, in de filosofie een gangbaar begrip. “Sapiens beheersen de wereld omdat zij als enigen een intersubjectief web van betekenis kunnen vormen.” Voorbeelden hiervan zijn de staat, geld, een godheid, de Europese Unie of Google. Zij hebben geen subjectief bewustzijn, zijn niet objectief aanwezig maar bestaan door de betekenis die wij eraan geven, door onze fantasie. Een grote hulp hierbij is ons vermogen om verhalen te vertellen. Deze verhalen structureren ons leven, geven ons leven betekenis. Zijn stelling is dat in de eenentwintigste eeuw door nieuwe technologieën deze intersubjectieve entiteiten - of fantasieën zoals je wilt – ons leven meer en meer zullen bepalen, evenals onze hersenen en ons lichaam. Hiermee zal een nieuw tijdperk aanbreken na het wetenschappelijke tijdperk. De liberale idealen zullen afbrokkelen.
Hierna neemt Harari veel ruimte in om het humanisme, als het allesoverheersende systeem van de afgelopen eeuwen, te beschrijven. Het humanisme, de wetenschap en het liberalisme noemt hij vaak in één adem. Economische groei is de motor achter het convenant tussen wetenschap en humanisme. Het leverde een ongebreidelde expansie op. Hij gebruikt hier in zijn betoog, dat veel herhalingen bevat, grote termen. Economisch groei noemt hij een religie. Hij ziet de humanistische revolutie als een verbond: zingeving zonder God, met behoud van macht. Dit is alleen mogelijk door het individu en de individuele vrijheid te omarmen.
De algemeenheden waarmee hij zijn verhaal hier ondersteunt gingen mij bij het lezen steeds meer tegen staan. Voortdurend lees je over dé liberalen, dé socialisten en dé vrije wil, die volgens hem niet bestaat. Een wezenskenmerk van het liberalisme is volgens hem dat ieder mens telt. Hij geeft hier nauwelijks historische voorbeelden, het is puur theorie. Slavenhandel en massaproductie zijn ook uitingen van dit liberalisme. Ik geloof niet dat de eigenaar van een achttiende-eeuwse slavenplantage in Suriname en de directeur van een grote fabriekshal in Manchester in de negentiende eeuw veel op hadden met de doctrine dat ieder mens telt.
Wat je ziet in de hoofdstukken over humanisme bij Harari is dat het hem nogal ontbreekt aan kennis van humanistische en liberale filosofen. Hij noemt wel denkers als John Locke en Jeremy Bentham maar nergens zet hij de denkbeelden van deze en andere filosofen als Adam Smith en John Stuart Mill kort en helder uiteen. Dat zou zijn verhaal waarschijnlijk veel meer nuance geven. Alleen is het de vraag of hij deze nuance zoekt. Hij doet bijvoorbeeld allerlei boute uitspraken als “iedere kapitalist is voor ongeremde economische groei.” Zou je dit voorleggen aan mensen die in zijn ogen kapitalist zijn dan zal zo iemand dit waarschijnlijk afzwakken: niet in iedere situatie en niet zo ongeremd, enzovoorts.
De kort door de bocht analyses nemen soms lachwekkende vormen aan. In een paragraaf over verschuivende macht geeft hij in een paar zinnen dé verklaring voor de ondergang van het Romeinse rijk. De gespreide verwerkingsmethoden sloten niet meer aan bij de dictatoriale staatsvorm. Het idee is leuk, maar ik geloof zelf niet in één sluitende verklaring voor zo’n grote historische gebeurtenis. En hier zit de kern van mijn kritiek op dit boek van Harari. Als het gaat om begrippen en betekenissen is hij zeer rationeel en hanteert hij een soort Platonisme. Begrippen als liberalisme, vrijheid, kapitalisme lijken bij hem één betekenis te moeten hebben, een essentie. Hij kan er misschien eens naast zitten welke betekenis dit is, maar dan ga je verder op zoek naar die ene universele betekenis.
Ik hang een meer modern standpunt aan, zoals verwoord door bijvoorbeeld Wittgenstein. Er bestaat bijna nooit een vastomlijnde definitie van iets; een simpel voorbeeld: een tafel is een houten blad ondersteund door vier poten en bedoeld om aan te zitten. Deze definitie sluit veel tafels uit. Wat er werkelijk gebeurt is dat talloze voorwerpen die wij als tafels zien familiegelijkenissen hebben. Er zijn tweepotige tafel, glazen tafels, tafels waar je niet aan kunt zitten, enzovoorts. Wat als tafel gebruikt wordt valt onder de verzameling van dingen die we tafel noemen. Betekenis zit in het gebruik van dit begrip. Wat voor een tafel geldt, geldt in veel grotere mate voor een begrip als socialisme. Wil je dit definiëren, dan moet je er op zijn minst bij stilstaan wat socialisten er zelf onder verstaan.
Lees je met dit in het achterhoofd de eindeloze tirade van Harari tegen het bestaan van de vrije wil, dan valt op hoe eenzijdig zijn standpunt is. Vrije wil definieert hij uitsluitend aan de hand van hersenactiviteit. Wat mensen zelf waarnemen of hoe mensen het begrip vrije wil doorgaans gebruiken doet voor hem niet ter zake. In de laatste hoofdstukken richt Harari zijn blik op de toekomst. In dit gedeelte neemt zijn Platonisme soms groteske vormen aan, waardoor hij zich regelmatig in tautologieën uitdrukt. Hij stelt bijvoorbeeld dat mensen zelden met een compleet nieuwe waarde op de proppen komen. De laatste keer was in de achttiende eeuw, de humanistische revolutie. Volgens zijn definitie zijn er überhaupt slechts een paar van deze waarden die als compleet nieuw zijn te duiden. Logisch dat er de afgelopen twee eeuwen geen compleet nieuwe waarden zijn opgekomen, zijn definitie van compleet nieuw sluit dit uit.
Het toekomstbeeld van Harari kun je samenvatten met één ontwikkeling: het verdwijnen van het individu. Dataverwerkende systemen die de hele wereld omspannen kunnen uiteindelijk bijna alles beter dan wat wij mensen doen en vervangen dus veel van ons werk. Zij weten perfect onze behoeften te bevredigen en zullen het dus altijd winnen van onze eigen zogenaamde vrije keuzes en ons beperkte brein. Het humanisme zal hierdoor vervangen worden door een nieuwe ideologie.
In deze hoofdstukken bespreekt Harari een tweetal stromingen. De aanhangers van de komende revolutie noemt hij technohumanisten, een radicale variant wordt aangehangen door dataïsten. Hij behandelt de stromingen alsof zij al bestaan en grote aanhang hebben. Maar hij noemt vrijwel geen namen van denkers of politici die tot deze groeperingen behoren. Het blijft voornamelijk een denkexercitie, waarbij hij een heleboel argumenten geeft waarom het toekomstbeeld zoals hij dat geeft werkelijkheid zal worden. Naast mijn bezwaar tegen het gebruik van weer nieuwe grote begrippen en het voortdurend praten in superlatieven volg ik zijn rationalisme ook niet. Een voorbeeld, democratische verkiezingen zouden in onbruik raken omdat Google onze politiek mening veel beter kent. Waarom zou dit gebeuren? Hij geeft verder geen argumenten. Omdat er schaakprogramma’s bestaan die sterker zijn dan de wereldkampioen stop ik toch ook niet met schaken. Ook gooit hij naar het einde van zijn boek toe meer en meer heden en toekomst door elkaar. Het zegt bijvoorbeeld dat nu mensen al geen individuen meer zijn.
Het kostte mij veel moeite om de laatste honderd pagina’s uit te lezen. Harari herhaalt zichzelf hier iets te vaak. Zijn stokpaard berijdt hij op bijna iedere pagina: alles en iedereen is een dataverwerkend systeem. Hij kan dit beweren omdat zijn definitie van een dataverwekend systeem heel breed is. Het is een nogal flauwe tautologie geworden. Je kunt net zo goed zeggen dat alles communicatie is, of alles beweging. In de tijd van Plato speelden dit soort discussies ook al.
Samengevat vind ik de analyses in Homo Deus hier en daar zeer boeiend, maar in zijn grote verhaal kan ik niet mee gaan. Dit ligt vooral aan zijn manier van formuleren en redeneren, en zijn versimpeling van begrippen. Want los hiervan is wat hij schrijft over de ondergang van het humanisme en de invloed van dataverwerkende systemen niet zo gek, boeiend zelfs. Maar het hele betoog had hij in een wat kalmere stijl kunnen samenvatten in honderd leesbare pagina’s. Maar zijn versimpeling en zijn grote woorden maken dit boek voor veel mensen misschien juist aantrekkelijk. Deze stijl en niet de inhoud verklaart wellicht zijn enorme succes.
Dat woord 'upgraden' komt toch door de vertaler, inderdaad lelijk, is de rest van de vertaling wel oké? Ik heb niet je hele stuk gelezen, maar was al wel benieuwd naar deze schrijver en nu nog ietsje meer.
BeantwoordenVerwijderenOf de vertaling goed is kan ik niet echt beoordelen, maar ik heb wel kritiek op zijn gebruik van algemene begrippen en grote woorden. Lees hiervoor de rest van mijn stuk.
BeantwoordenVerwijderenHoi Alek, een prachtig stuk! Ik heb "Sapiens" met veel plezier gelezen en "Homo Deus" staat bij mij in de kast, maar na jouw stuk ga ik het zeker niet meer lezen. Bedankt dus, Erik
BeantwoordenVerwijderenDank je. Mijn doel is natuurlijk niet om mensen van het lezen af te brengen. :)
VerwijderenMaar er is nog zoveel meer moois te lezen. Je moet wel kiezen. Groet, Alek