Van de lessen literatuur op de Middelbare school heb ik weinig opgestoken. Na een half jaar Karel ende Elegast was het lezen ons geheel afgeleerd. Voortaan vertrouwden we op uittreksels. Bovendien had ik een leraar die zich telkens weer verbaasde dat wij ons zo weinig opstandig gedroegen. De ramen van de school werden niet eens ieder weekend ingegooid. Hij bracht sommigen van ons op ideeën, maar lezen leerden we niet van hem. Eén verhaal, dat we ooit in de klas mochten lezen, is mij wel bijgebleven, over een bijzondere jongen die als enige de weg weet in het moeras en op mysterieuze wijze aan zijn einde komt.
Ik dacht dat het een verhaal was van Jacques Hamelink, maar ik ben er later nooit naar op zoek gegaan. Onlangs had ik het met Eric over Hamelink en hij vertelde mij dat dit verhaal afkomstig is uit de bundel Het plantaardig bewind (1964). Ik heb het boek meteen besteld en inderdaad, het openingsverhaal: ‘Een opgehouden onweer’. Hamelink weet hierin een broeierige zomerse sfeer neer te zetten. De jongens trekken naar de verboden moerassen. De zonderlinge René neemt de leiding, waarna het verhaal dramatisch afloopt.
De bundel bestaat uit zes verhalen, In ieder verhaal hangt vanaf de eerste pagina’s iets mysterieus en noodlottigs in de lucht. Sterker nog, in het eerste verhaal kondigt de verteller het noodlot expliciet aan. Eerst zet hij het karakter van René uiteen: eigenaardig, ziekelijk, autoritair en hardleers; en hij pochte over dingen waar hij niets vanaf wist. Dan zegt hij op de tweede pagina: “Het was dus een wel wat vreemde jongen maar dat zijn afwijking tot zo katastrofale gebeurtenissen zou leiden, had niemand kunnen voorzien.” Dat is grappig, want de lezer had dit al na drie zinnen in de gaten.
Hamelink doet dit vaker, in wat hoogdravende bewoordingen de sfeer benoemen, “De beklemming die op ons weegt is tastbaar. Een bevreemden trekt door ons heen.” In dit eerste verhaal werkt het erg goed. Het tweede verhaal speelt zich ook af in een groep jongens. Zij zijn in de duinen op zomerkamp. Je voelt dat er iets vreselijks gaat gebeuren, met name met die ene jongen, die altijd al gepest wordt. Hamelink schrijft zijn verhalen in deze bundel veel vanuit het gezichtspunt van een kind of een jongere. Dat geeft de sfeer nog wat extra beklemming.
Het laatste verhaal heet ‘Het wandelende woud’ en is het meest merkwaardig. Een man ziet uit zijn raam dat er een boom is verplaatst. Zijn vrouw heeft niets gemerkt, hoewel ze de hele dag uit het raam kijkt. Hij praat al jaren niet meer met haar. Later herinnert hij zich een droom over militairen die hem achtervolgden en dan blijken er inderdaad militairen in de buurt rond te lopen. In de hele wijk zijn bomen aan de wandel gegaan en er zijn slachtoffers gevallen. De man verliest het contact met de wereld om hem heen. Wat is de werkelijkheid vraag je je af. Droomt hij? Of ziet hij waandenkbeelden? Is de man een geest? Leeft hij in de toekomst?
In meer verhalen vraag je je af wat de verteller werkelijk heeft beleefd. Werkelijkheid en droom lopen flink door elkaar. Er komt vervolgens geen ontknoping waar duidelijk wordt hoe het ‘echt’ zit. Dat hoeft voor mij ook niet, maar na een aantal verhalen in dezelfde stijl was het voor mij wel genoeg. De bundel had niet meer verhalen moeten bevatten. ‘Een opgehouden onweer’ is echter een klassiek en zeer sterk verhaal, mijn favoriet uit deze bundel van Jacques Hamelink.
Was dit niet een van de drie boeken waarvan Hamelink bij het verschijnen van Gehandhaafde Verhalen vroeg of we deze willen vergeten?
BeantwoordenVerwijderenBeste Jan, dat zou ik echt niet weten. Ik heb mij nooit erg verdiept in zijn werk.
BeantwoordenVerwijderen