maandag 8 september 2025

J.J. Voskuil – De bodem van het bestaan. Dagboeken 1976-1980


Het lezen van Voskuil heeft iets verslavends. Dit vijfde deel dagboeken brengt weinig nieuws, maar ik wil het toch helemaal uitlezen, soms tegen heug en meug. De ruzies met Lousje nemen zulke bizarre vormen aan, dat je uit plaatsvervangende schaamte eigenlijk wilt stoppen, toch ga je door. Daarbij moet ik wel telkens bedenken dat het de blik van Han is; hij beschrijft deze ruzies, wellicht zou zijn vrouw het heel anders verwoorden, ter illustratie een citaat van een onbegrijpelijke ruzie: ‘Ik vraag of ik een opmerking over de giro-overschrijving die ter verzending klaar ligt mag maken. - Nee dat mag ik niet. - Maar er staat een fout in. - Dat interesseert haar niet en bovendien: ze maakt geen fouten. - Dat is me bekend, maar er staat dit keer toch een fout in, want ze heeft het nummer van de rekening niet vermeld. - Het lijkt er even op of ze onzeker wordt. Wat is dat dan voor nummer. - Dat nummer staat onderaan de rekening met het verzoek dat te vermelden. - Ze heeft zich alweer in haar macht. Dat interesseert haar niet. Ze heeft het altijd zo gedaan en zo is het goed. - Op mijn opmerking dat dit de eerste keer is dat zij deze rekening betaalt, geeft ze niet eens antwoord meer.’


Deze dagboeken beslaan de periode eind 1976 tot eind 1980, maar tussen eind 1977 en begin 1980 hield Voskuil geen dagboek bij. Vaker geeft hij aan het niet meer te zien zitten, hij heeft geen inspiratie, heeft hoofdpijn en/of is uitgeput. Dat slaat dan zowel op het schrijven van een dagboek als op het leven zelf. Tegelijkertijd lijkt hij harder dan ooit te werken op het bureau. Hij schrijft voortdurend recensies, vergadert of bezoekt congressen. Regelmatig neemt hij werk van collega’s over omdat zij het niet aankunnen of weer eens ziek zijn. Dat is voortdurend de paradox: hij vindt zijn werk totaal onbelangrijk en zinloos, maar werkt wel keihard om alles op tijd af te hebben en op orde te hebben. Het doen van kleine overzichtelijke klusjes biedt hem enige bevrediging, bijvoorbeeld thuis een raam repareren of een eenvoudige boodschap zonder miscommunicatie tot een goed einde brengen, maar meestal is er ruis: misverstanden en onwil belemmeren een goed verloop van handelingen. Daarbij zit hij vol met vooroordelen, zoals hij zelf ook ruiterlijk toegeeft. Een verkeerde blik of een te boers gezicht maakt iemand die bij hem solliciteert al kansloos. Deze vooroordelen zullen een goed verlopen communicatie vaak in de weg hebben gezeten. Wanneer hij alleen in zijn werkkamer zit - collega’s zijn al naar huis en buiten stormt het - kan hij soms rust vinden. Hij schrijft dan: ‘Ik voel me bijna gelukkig.’

 

De gesprekken tussen Lousje en Han gaan vaak over politiek; Lousje is zonder voorbehoud links, zij steunt onmiddellijk iedereen die in een underdogpositie zit. Han is vaak sceptisch en denkt door over de consequenties van een standpunt. Lousje staat uiteraard aan de kant van de krakers en is tegen de politie. Han ergert zich aan een paar verwende koppen van krakers; zij lijken er alleen op uit te zijn de boel te verzieken. Wanneer Han iets positiefs zegt over een politieman is Lousje natuurlijk boos. ‘Het verschil tussen ons is dat mensen die links doen mij geweldig irriteren, terwijl zij moedige mensen links vindt. ‘Moedige mensen zijn anarchist!’ zeg ik boos. Ik zou met mijn vuist op tafel willen slaan, maar houd dat in. ‘En anarchisten zijn volgens links rechts,’ Lousje vraagt terecht volgens welke linkse mensen dan. Er ontstaat een heftige discussie, waar Han moedeloos van lijkt te worden, maar Lousje vindt het juist een fijn gesprek.

 

Dergelijke passages zijn soms irritant, maar kunnen ook erg grappig zijn door dit soort wendingen. Vaker volgt op een alledaagse opmerking een algemenere constatering over het leven zelf, bijvoorbeeld: de telefoon gaat en Han wil hem niet opnemen omdat hij denkt dat er iemand belt waar hij geen zin in heeft. ‘Zo zal het vandaag nog wel een paar keer toe gaan. Iemand probeert ons te bereiken, onkundig van het feit, of niet wijs genoeg om te begrijpen, dat we onbereikbaar zijn. Langzamerhand ken je alleen nog mensen door wie je niet bereikt wil worden. Het maakt het leven overzichtelijker, maar niet vrolijker.’ Overzichtelijkheid en eenvoud zijn zaken waar Voskuil vaak naar verlangt, vooral laat hij dit blijken in mijmeringen over ouder worden, die er volop staan in dit vijfde dagboek, waar ik los van de kleine ergernissen, weer volop van genoten heb: ‘Oud worden in je eigen hol. ’s Avonds bij het vuur zitten en in de vlammen spugen. Dat is leven.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten