zaterdag 10 november 2018

Bohumil Hrabal – De tedere barbaar


Het meeste werk van de Tsjechische grootmeester Hrabal is autobiografisch. Hij slaagt er in één moeite door in om in al zijn boeken de meest wonderlijke gebeurtenissen te laten plaatsvinden, bizar en realistisch, op zijn Tsjechisch. In het Nederlandse taalgebied zijn er weinig schrijvers die dit kunnen combineren. Maarten Biesheuvel komt er misschien het dichtst in de buurt.


‘De tedere barbaar’ is een ode aan zijn goede vriend Vladimir Boudnik. Hrabal woonde met hem samen aan de ’Dam der Eeuwigheid’. De dichter-filosoof Egon Bondy kwam vaak langs, vloekend en tierend. Op de achterflap staat te lezen: “Voor dit fameuze drietal – een ruwere en filosofischere versie van de Titaantjes – lag het moderne surrealisme op straat, in de kroeg, thuis of zelfs in de staalfabriek concreet voor het oprapen.” Dit speelde zich af voor 1968, het jaar van de Praagse lente, de Sovjetinval en de zelfmoord van Vladimir, de tedere barbaar.

In het boek wordt hij vaak Vladimirtje genoemd. Naast zijn woeste kanten, was hij een bijzonder gevoelige man. Hij zag schoonheid waar anderen die niet zagen: in opengebroken straten, op onder gekalkte muren en bij ingestorte gebouwen. Hij hield van “de blootgelegde schoonheid waarin chaos de enige ordening was”. Het ging hem ook om het moment. Hij zag ’s nachts ergens prachtige Neonletters hangen aan een vervallen pand, of een met graffiti bewerkte pui. Hij wilde het bewaren, kwam de volgende dag terug, maar uitgerekend die dag waren de letters net gesloopt of werd de pui overgeschilderd. Hij barstte dan in lachen uit. Ook dit was onderdeel van zijn kunstbeleving, van de performance die zijn leven was.

Zijn methode, of zijn levenskunst, noemde hij het explosionalisme. “Vladimir verstond de kunst zichzelf in een toestand van ontoerekeningsvatbare ziekelijkheid te brengen om zo ter wille van zijn grafische prenten te kunnen exploderen en de lucht in te vliegen.” Hij leefde van dag tot dag. Van teveel geld in zijn handen werd hij onrustig. Hij gaf het meteen uit en leende vervolgens aan het eind van de avond een paar kronen voor een tramkaartje.

De vrienden bezochten vaak plekken waar iets te zien was, of waar een voorval had plaatsgevonden. Zij gaan bijvoorbeeld naar de plek aan het spoor “waar Egon Bondy ooit verdoofd door opiaten op de rails was gaan liggen om zich pijnloos te laten overrijden, maar die nacht werd het spoor waar Egon op lag, buiten dienst gesteld, en zodoende ontwaakte hij de volgende morgen niet in het rijk der ontologie, maar nog steeds op de rails, terwijl de treinen over het andere spoor langsraasden.”

Hrabal vertelt in dit boek het ene na het andere prachtverhaal. De opbouw is niet chronologisch. Het lijkt alsof wat er in zijn hoofd opkwam meteen aan het papier werd toevertrouwd. Het zijn sterke verhalen, allemaal waar gebeurd natuurlijk, en zij gaan niet zelden over kroegen en het onophoudelijke drinken. Vladimir was in gezelschap vaak het middelpunt. Hij kon praten met dieren en was zijn eigen geneesheer. Zo smeerden zij regelmatig hun ledematen in met klare en masseerden zij hun nekken met jenever. “Dat is goed voor je tussenwervelschijven, zei Vladimir en geurend naar anijs liepen we dan de zon in en gingen drie huizen verder in café Ferkl een biertje halen, om wat aan beweging te doen…”


Uit de absurde verhalen spreek een enorme liefde voor zijn vriend, de tedere barbaar. Je krijgt wel enorme trek in bier van alle kroegverhalen. Het is ongelooflijk hoeveel cafés de vrienden bezoeken. De namen zijn prachtig. Ik ben benieuwd of er een gids bestaat aan de hand waarvan je de Praagse Hrabaliaanse cafés kunt afgaan. De stamkroeg van Hrabal was De Gouden Tijger. In dit café schijnt hij nog geëerd te worden. Hierbij een kleine selectie van de cafés die voorbij komen in ’De tedere barbaar’: De Horky’s, De Slavische linde, Café koning Jiří, Proeflokaal in ’t Dorp, Café Fiala, Café Het Vosje, De Hausmans, De Kater, De Kastanje, De Omaatjes en Het Russische Hof.

Geen opmerkingen: